ECLI:NL:RVS:2007:BB9924

Raad van State

Datum uitspraak
6 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707252/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Oosting
  • P.A. Melse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake revisievergunning voor afvalstoffenverwerking te Beuningen

Op 6 december 2007 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, Inter-Che-M B.V., had een revisievergunning aangevraagd voor het inzamelen, opslaan, bewerken en recyclen van gevaarlijke afvalstoffen op de Platinawerf 22-26 te Beuningen. Deze vergunning was op 28 augustus 2007 verleend door het college van gedeputeerde staten van Gelderland en ter inzage gelegd op 6 september 2007. Verzoekster heeft op 9 oktober 2007 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening op 16 oktober 2007.

De zaak werd behandeld op 26 november 2007, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door haar advocaat en enkele ingenieurs. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak, M. Oosting, heeft de zaak beoordeeld. Tijdens de zitting werd besproken dat verweerder instemde met schorsing van bepaalde voorschriften van de vergunning, met name die betreffende de afzuiging van de shredderinstallatie en andere specifieke eisen. Er werd overeenstemming bereikt over de meetmethoden die gebruikt moeten worden voor de emissiemetingen.

De Voorzitter heeft uiteindelijk besloten om de voorschriften 2.1.1, 2.5.1, 10.2.2 en 10.5.1 tot en met 10.5.5 te schorsen, maar het verzoek voor het overige af te wijzen. Tevens werd het college van gedeputeerde staten van Gelderland veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoekster, die in totaal € 679,83 bedroegen, en het griffierecht van € 285,00. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 6 december 2007.

Uitspraak

200707252/2.
Datum uitspraak: 6 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Inter-Che-M B.V., gevestigd te Beuningen,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2007 heeft verweerder aan verzoekster een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor het inzamelen, op- en overslaan, be- en verwerken en recyclen van (gevaarlijke) afvalstoffen, alsmede de productie van oplosmiddelen op de Platinawerf 22-26 te Beuningen. Dit besluit is op 6 september 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 9 oktober 2007, bij de Raad van State ingekomen op 11 oktober 2007, beroep ingesteld. Bij brief van 16 oktober 2007, bij de Raad van State ingekomen op 17 oktober 2007, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd mr. A. Collignon, advocaat te Amsterdam, vergezeld door ing. R.A. van Bindsbergen, ing. T. Koster en ing. W.A.J.M. Dekkers, en verweerder, vertegenwoordigd door M. de Jonge en ing. D. Mulder, ambtenaren in dienst van de provincie, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verweerder heeft ter zitting aangegeven in te kunnen stemmen met schorsing van de voorschriften 2.1.1, voor wat betreft de norm voor de afzuiging van de shredderinstallatie, 2.5.1, voor zover het de tussen haakjes geplaatste tekst betreft, 10.2.2 en 10.5.1 tot en met 10.5.5. Gelet hierop dient het verzoek in zoverre te worden toegewezen.
2.3.    Verzoekster stelt dat uit voorschrift 2.1.2 niet blijkt welke meetmethode uit de Nederlandse emissierichtlijn lucht (InfoMil 2006) gebruikt moet worden.
Partijen zijn het er ter zitting over eens geworden dat voor koolwaterstof meetmethode NEN-EN 13526 en voor de shredderinstallatie meetmethode NEN-EN 13284-1 gebruikt dient te worden. De Voorzitter ziet dan ook geen aanleiding om op dit punt een voorlopige voorziening te treffen.
2.4.    Verzoekster stelt dat de in voorschrift 2.4.1 gestelde eis van het opstellen van een lekverliezenbeheersprogramma, gelet op het minimale aantal plekken binnen haar inrichting waar lekverliezen kunnen optreden, niet noodzakelijk is en verzoekt derhalve om schorsing van dit voorschrift.
Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat, indien verzoekster in kaart brengt op welke punten lekkage binnen haar inrichting kan optreden en aantoont dat deze plekken lekkagevrij zijn, hij afziet van handhavend optreden in afwachting van de behandeling van het beroep. Verzoekster heeft aangegeven hiermee in te kunnen stemmen.
De Voorzitter ziet in zoverre geen aanleiding het verzoek toe te wijzen.
2.5.    Verzoekster stelt dat de in voorschrift 6.9.2 gestelde eis dat de procedures met betrekking tot het acceptatie- en verwerkingsbeleid en de administratieve organisatie en interne controle moeten voldoen aan de richtlijnen uit bijlage II van het bestreden besluit, tegenstrijdig lijkt met voorschrift 6.9.1. Laatstgenoemd voorschrift verwijst naar het door verzoekster bij de aanvraag in bijlage 5 overgelegde beleid. Dit beleid wijkt op punten af van de richtlijnen uit bijlage II, maar is door verweerder reeds goedgekeurd.
Verweerder heeft ter zitting te kennen gegeven dat in afwachting van de behandeling van het beroep alleen wijzigingen op het bestaande beleid moeten voldoen aan de richtlijnen in bijlage II van het besluit. Verzoekster heeft te kennen gegeven zich hiermee te kunnen verenigen.
De Voorzitter ziet geen aanleiding om in zoverre een voorlopige voorziening te treffen.
2.6.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.7.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 28 augustus 2007, kenmerk MPM6915, voor zover het betreft de voorschriften 2.1.1, voor wat betreft de norm voor de afzuiging van de shredderinstallatie, 2.5.1, voor zover het de tussen haakjes geplaatste tekst betreft, 10.2.2 en 10.5.1 tot en met 10.5.5;
II.    wijst het verzoek voor het overige af;
III.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 679,83 (zegge: zeshonderdnegenenzeventig euro en drieëntachtig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Gelderland aan verzoekster onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV.    gelast dat de provincie Gelderland aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting    w.g. Melse
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2007
191-529.