ECLI:NL:RVS:2007:BB9949

Raad van State

Datum uitspraak
12 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703122/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • K. Brink
  • H. Borstlap
  • W. Sorgdrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vergunning voor het veranderen van een inrichting op basis van niet betrokken zienswijze

In deze zaak heeft de Raad van State op 12 december 2007 uitspraak gedaan over een beroep van de stichting 'Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu' tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel. Het college had op 30 maart 2007 een vergunning verleend aan AMHA-beheer BV voor het veranderen van een inrichting aan de Buitenhaven O.Z. 12 te Almelo. Dit besluit werd op 11 april 2007 ter inzage gelegd. De appellante heeft op 2 mei 2007 beroep ingesteld, omdat zij van mening was dat haar zienswijze niet was betrokken bij de beslissing omtrent de vergunningverlening, wat in strijd zou zijn met artikel 8.8 van de Wet milieubeheer.

De Raad van State heeft vastgesteld dat de zienswijze van appellante binnen de wettelijke termijn was ingediend, maar door een fout in de organisatie van verweerder niet was meegenomen in de besluitvorming. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd was met de wet. De Raad heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in verband met de behandeling van het beroep zijn gemaakt, en tot terugbetaling van het griffierecht.

De uitspraak benadrukt het belang van het betrekken van zienswijzen in de besluitvorming en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting. De Raad van State heeft in deze zaak recht gesproken in naam der Koningin en de betrokken partijen op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

200703122/1.
Datum uitspraak: 12 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting "Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu", gevestigd te Hengelo,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 30 maart 2007 heeft verweerder aan AMHA-beheer BV een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een inrichting, gelegen aan de Buitenhaven O.Z. 12 te Almelo. Dit besluit is op 11 april 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 2 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2007, waar  verweerder, vertegenwoordigd door dr. mr. G.J.J. van den Hof, is verschenen. Appellante is niet ter zitting verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellante voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 8.8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet milieubeheer, nu verweerder de door haar over het ontwerp van het besluit ingebrachte zienswijze niet heeft betrokken bij de beslissing omtrent vergunningverlening.
2.2.    Ingevolge artikel 8.8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet milieubeheer, voor zover thans van belang, betrekt het bevoegd gezag bij de beslissing op de aanvraag in ieder geval de voor het einde van de in artikel 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn overeenkomstig artikel 3:15 van die wet naar voren gebrachte zienswijzen.
2.3.    Vaststaat dat appellante binnen de in artikel 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn een zienswijze als bedoeld in artikel 3:15 van die wet naar voren heeft gebracht. Vaststaat verder dat deze zienswijze door een fout in de organisatie van verweerder niet bij de behandelend ambtenaar bekend was toen het bestreden besluit werd genomen, als gevolg waarvan de zienswijze niet bij de beslissing omtrent vergunningverlening is betrokken. Gelet hierop, is het bestreden besluit in strijd met artikel 8.8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet milieubeheer.
2.4.    Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
2.5.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel van 30 maart 2007, kenmerk 2007/0189612;
III.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Overijssel tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Overijssel aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV.    gelast dat de provincie Overijssel aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. W. Sorgdrager, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink    w.g. Van Grinsven
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2007
462.