ECLI:NL:RVS:2007:BC1399

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707222/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A. Kosto
  • A.P. de Rooy
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Waterfront Moerdijk I en verzoek om voorlopige voorziening

Op 14 december 2006 heeft de gemeenteraad van Moerdijk het bestemmingsplan "Waterfront Moerdijk I" vastgesteld, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 november 2006. Verweerder, het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, heeft op 14 augustus 2007 goedkeuring verleend aan dit bestemmingsplan. Tegen deze goedkeuring hebben de verzoekers, bestaande uit de vereniging "Vereniging Milieugroep Moerdijk", de stichting "Stichting Hart van Moerdijk" en het "Bewonersplatform Waterfront Moerdijk", op 15 oktober 2007 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vrezen dat de goedkeuring van het bestemmingsplan onomkeerbare schade zal toebrengen aan de leefbaarheid in Moerdijk.

De Voorzitter heeft de zaak op 7 december 2007 ter zitting behandeld. De verzoekers waren vertegenwoordigd door G. Verbeeke, A. Vermeulen en P.T.M. Welschen, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door B.C. Coolen. De raad van de gemeente Moerdijk was ook aanwezig, vertegenwoordigd door J.A. van Broekhoven. De verzoekers betogen dat de goedkeuring van het plandeel dat betrekking heeft op het scheepsreparatiebedrijf van [partij] onaanvaardbare gevolgen zal hebben voor de leefbaarheid in het dorp en de ontwikkeling van het westelijke havengebied zal belemmeren.

De Voorzitter overweegt dat er twijfel bestaat over de vraag of het Bewonersplatform Waterfront Moerdijk als belanghebbende kan worden aangemerkt, maar laat deze vraag in het midden omdat de gronden van het verzoek gelijkluidend zijn aan die van de andere verzoekers. De Voorzitter concludeert dat de bezwaren van de verzoekers onvoldoende onderbouwd zijn en dat de goedkeuring van het bestemmingsplan niet zal leiden tot een wezenlijk nadeliger positie voor hen. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing is genomen door de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, mr. A. Kosto, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van Staat, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2007.

Uitspraak

200707222/2.
Datum uitspraak: 21 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de vereniging "Vereniging Milieugroep Moerdijk",
de stichting "Stichting Hart van Moerdijk",
en het "Bewonersplatform Waterfront Moerdijk", alle gevestigd te Moerdijk,
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2006 heeft de gemeenteraad van Moerdijk, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 november 2006, het bestemmingsplan "Waterfront Moerdijk I" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 14 augustus 2007, kenmerk 1254205, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers gezamenlijk bij brief van 15 oktober 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. Bij brief van 15 oktober 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben verzoekers tevens de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2007, waar verzoekers, vertegenwoordigd door G. Verbeeke, A. Vermeulen en P.T.M. Welschen, en verweerder, vertegenwoordigd door B.C. Coolen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn als partij gehoord de raad van de gemeente Moerdijk, vertegenwoordigd door J.A. van Broekhoven, ambtenaar van de gemeente en [partij], vertegenwoordigd door mr. A.R. van Tilborg, en [directeur].
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Er kan twijfel bestaan over de vraag of het Bewonersplatform Waterfront Moerdijk (hierna: het Platform) voldoende structuur bezit om aangemerkt te kunnen worden als een belanghebbende die in rechte kan opkomen tegen het bestreden besluit. Nu echter de gronden van het verzoek van het Platform gelijkluidend zijn aan die van het verzoek van de overige twee verzoekers, kan deze vraag thans in het midden gelaten worden.
2.3. Verzoekers kunnen zich niet verenigen met de goedkeuring van het plandeel dat betrekking heeft op het scheepsreparatiebedrijf van [partij]. Hun bezwaren betreffen de met het plan geboden mogelijkheid om de bedrijfsbebouwing uit te breiden alsmede het feit dat ter plaatse bedrijvigheid wordt toegestaan behorend tot categorie 5 van de VNG-brochure "Bedrijven en Milieuzonering". Zij achten dit bezwaarlijk omdat daardoor de leefbaarheid in het dorp Moerdijk wordt aangetast en de ontwikkeling van het westelijke havengebied wordt belemmerd. Verzoekers wensen schorsing van de goedkeuring van het plandeel teneinde onomkeerbare ontwikkelingen te voorkomen.
2.4. Niet onjuist is de stelling van verzoekers dat het plan uitbreiding van de bebouwing door [partij] mogelijk maakt. Maar mede gelet op de brief van [partij] aan het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk van 4 september 2007 alsmede het verhandelde ter zitting, ligt het niet in de verwachting dat van deze mogelijkheid op korte termijn geheel of gedeeltelijk gebruik zal worden gemaakt. In deze brief maakt [partij] kenbaar dat van definitieve nieuwbouw voorlopig wordt afgezien, nu met het gemeentebestuur is afgesproken in overleg te treden over verplaatsing van het bedrijf van deze locatie. Thans is het plan om slechts tijdelijke bebouwing op te richten, waarvoor een afzonderlijke vrijstellingsprocedure zal worden gevolgd. Ter zitting is een en ander van de zijde van het gemeentebestuur bevestigd.
2.5. Wat betreft de toegelaten milieucategorie overweegt de Voorzitter dat op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting aangenomen mag worden dat deze niet tot gevolg zal hebben dat belangrijk meer of andere bedrijfsactiviteiten ontplooid zullen worden dan thans feitelijk reeds het geval is. Gelet op het bovenstaande valt niet te verwachten dat inwerkingtreding van het plan verzoekers in een wezenlijk nadeliger positie zal brengen.
De Voorzitter overweegt voorts dat door verzoekers onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de bestemming van het bedrijf van [partij] zoals dat met het plan wordt toegelaten, onaanvaardbare gevolgen zal hebben voor de leefbaarheid in het dorp Moerdijk of een belemmering zal vormen voor de ontwikkeling van het westelijke havengebied. Daartoe neemt de Voorzitter in aanmerking dat op grond van de Wet Geluidhinder bij het plan voor het bedrijfsterrein van [partij] een zone is vastgesteld waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het bedrijf een waarde van 50 dB(A) niet mag overschrijden. De aan het bedrijf te verlenen vergunning op grond van de Wet milieubeheer zal daartoe strekken. Gebleken is dat binnen deze zone geen woningen liggen en dat deze zich ook niet uitstrekt tot het westelijk deel van het havengebied.
2.6. Het vorenstaande leidt de Voorzitter tot het oordeel dat niet staande kan worden gehouden dat onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, vereist dat in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. De Rooy
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2007
59-571.