ECLI:NL:RVS:2007:BC1405

Raad van State

Datum uitspraak
17 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707927/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • P. Plambeck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake vergunning voor het bewerken van minerale massagoederen door Vulcaanhaven B.V.

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 december 2007 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening van Vulcaanhaven B.V. Het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland had op 27 februari 2007 aan Vulcaanhaven gelast om het zonder vergunning bewerken van minerale massagoederen te beëindigen, met een dwangsom van € 60.000 per overtreding, tot een maximum van € 300.000. Vulcaanhaven had eerder een vergunning aangevraagd, maar deze was op 15 maart 2007 buiten behandeling gelaten. Tegen de besluiten van het college heeft Vulcaanhaven bezwaar gemaakt, dat ongegrond werd verklaard. Hierop heeft Vulcaanhaven beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 10 december 2007 is het verzoek behandeld. Vulcaanhaven stelde dat het besluit op bezwaar geschorst moest worden totdat de Afdeling uitspraak zou doen. De voorzitter overwoog dat het maximumbedrag van de dwangsom inmiddels was verbeurd, waardoor er geen spoedeisend belang was voor het treffen van de gevraagde voorziening. Daarnaast was er een nieuwe aanvraag voor een vergunning ingediend, die in behandeling was genomen, wat ook het spoedeisend belang ondermijnde.

De voorzitter heeft uiteindelijk het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 december 2007.

Uitspraak

200707927/2.
Datum uitspraak: 17 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vulcaanhaven B.V., gevestigd te Vlaardingen,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 februari 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vulcaanhaven B.V. (hierna: Vulcaanhaven) gelast het zonder vergunning bewerken van minerale massagoederen te beëindigen, op straffe van een dwangsom van € 60.000 per keer dat een overtreding wordt vastgesteld, met een maximum van € 300.000.
Bij besluit van 15 maart 2007 heeft het college een door Vulcaanhaven op 2 november 2006 ingediende aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 8.4 van de Wet milieubeheer buiten behandeling gelaten.
Bij besluit van 2 oktober 2007, verzonden op dezelfde datum, heeft verweerder de door Vulcaanhaven tegen beide besluiten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Vulcaanhaven bij brief van 12 november 2007, bij de Raad van State ingekomen op 13 november, beroep ingesteld. Bij brief van 13 november 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft Vulcaanhaven de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2007, waar Vulcaanhaven, vertegenwoordigd door mr. G.A. Soebhag, advocaat te Rotterdam, en vergezeld door haar [directeur], en het college, vertegenwoordigd door mr. C.C.M van Neerven, drs. A.E. Bracké, ing H.W. Holtering en F. Jongsma, ambtenaren bij de provincie Zuid-Holland, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Vulcaanhaven verzoekt de voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit op bezwaar te schorsen totdat de Afdeling een uitspraak op haar beroep heeft gedaan.
2.3. Voor zover het verzoek betrekking heeft op de opgelegde last onder dwangsom overweegt de voorzitter dat vaststaat dat het maximumbedrag van de opgelegde dwangsom inmiddels is verbeurd. Gelet daarop ziet de voorzitter in zoverre geen spoedeisend belang dat het treffen van de gevraagde voorziening rechtvaardigt. Voor zover Vulcaanhaven met haar verzoek zou beogen te bereiken dat niet tot invordering van de dwangsom wordt overgegaan overweegt de voorzitter dat uitsluitend de burgerlijke rechter bevoegd is kennis te nemen van een geschil betreffende de invordering van een dwangsom.
2.4. Voor zover het verzoek betrekking heeft op het buiten behandeling laten van de aanvraag voor een vergunning van 2 november 2006 overweegt de voorzitter dat ter zitting is gebleken dat Vulcaanhaven inmiddels een nieuwe aanvraag voor een zelfde vergunning heeft ingediend die als ontvankelijke aanvraag in behandeling is genomen door het college. Gelet daarop ziet de voorzitter ook in zoverre geen spoedeisend belang dat het treffen van de gevraagde voorziening rechtvaardigt.
2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Plambeck
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2007
159-539.