ECLI:NL:RVS:2007:BC1429

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703286/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om bestuurlijke handhavingmiddelen door college van burgemeester en wethouders van Beesel

In deze zaak gaat het om een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Beesel, dat op 28 november 2006 een verzoek van appellanten om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen met betrekking tot een café op een specifiek perceel heeft afgewezen. Appellanten, wonend te [woonplaats], hebben hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 26 maart 2007 ongegrond verklaard. Vervolgens hebben appellanten op 5 mei 2007 beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 8 mei 2007 is ingekomen. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 14 december 2007, waarbij zowel appellanten als het college vertegenwoordigd waren.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het college bij het bestreden besluit het primaire besluit in stand heeft gelaten, waarbij het verzoek om handhaving wegens overschrijding van geluidgrenswaarden was afgewezen. Het college had eerder, op 26 februari 2007, al een last onder dwangsom opgelegd aan de vergunninghouder, wat betekent dat het college al gevolg had gegeven aan het verzoek om handhaving. De Raad van State concludeert dat het college terecht geen aanleiding heeft gezien om opnieuw tot handhaving over te gaan, en dat de beroepsgronden van appellanten geen bespreking behoeven.

Uiteindelijk heeft de Raad van State het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 21 december 2007.

Uitspraak

200703286/1.
Datum uitspraak: 21 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Beesel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 november 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Beesel (hierna: het college) een verzoek van [appellanten] om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen met betrekking tot het door [vergunninghouder] gedreven café op het perceel [locatie] te [plaats] afgewezen.
Bij besluit van 26 maart 2007, verzonden op 27 maart 2007, heeft verweerder het door [appellanten] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellanten] bij brief van 5 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 8 mei 2007, beroep ingesteld.
Voor afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [appellanten]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [appellanten]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 december 2007, waar [gemachtigde], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. W. van der Burgt, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij het bestreden besluit heeft het college het primaire besluit, waarbij het verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen wegens het overschrijden van de geluidgrenswaarden, opgenomen in voorschrift 1.1.1 van bijlage B bij het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer is afgewezen, in stand gelaten.
2.2. Het college heeft bij besluit van 26 februari 2007 aan [vergunninghouder] de door [appellanten] gewenste last onder dwangsom opgelegd. Daarmee heeft het college reeds voor het nemen van het bestreden besluit alsnog gevolg gegeven aan het verzoek om handhaving van 6 augustus 2006, waarop het besluit van 28 november 2006 betrekking had. Het college heeft daarom terecht - zij het op andere gronden - geen aanleiding gezien bij het bestreden besluit opnieuw tot toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen over te gaan. De beroepsgronden behoeven geen bespreking.
2.3. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Van der Zijpp
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2007
262-491.