ECLI:NL:RVS:2008:BC1012

Raad van State

Datum uitspraak
2 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702754/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor dakkapel op voordakvlak in Capelle aan den IJssel

In deze zaak heeft de Raad van State op 2 januari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel om een bouwvergunning te verlenen voor het bouwen van een dakkapel op het voordakvlak van een woning. Het college had op 9 januari 2006 besloten om de vergunning te weigeren, waarna appellant bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 25 juli 2006 ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam bevestigde op 26 maart 2007 de beslissing van het college, waarop appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen gekeken naar de argumenten van appellant, die stelde dat de rechtbank had miskend dat de weigering van de bouwvergunning in strijd was met redelijke eisen van welstand. Appellant betoogde dat de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan bood niet onmogelijk gemaakt mochten worden door de welstandscriteria. De Raad van State oordeelde dat het college de welstandscriteria op juiste wijze had toegepast en dat de specifieke architectuur van de woning een rol speelde in de beslissing om de vergunning te weigeren.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing van het college om de bouwvergunning te weigeren werd daarmee in stand gehouden, en het hoger beroep van appellant werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

200702754/1.
Datum uitspraak: 2 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/3521 van de rechtbank Rotterdam van 26 maart 2007 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 9 januari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel (hierna: het college) geweigerd aan appellant bouwvergunning te verlenen  voor het bouwen van een dakkapel op het voordakvlak van de woning op het perceel [locatie] te Capelle aan den IJssel (hierna: het perceel).
Bij besluit van 25 juli 2006 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 maart 2007, verzonden op 27 maart 2007, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 18 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 5 juni 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 december 2007, waar appellant, in persoon en bijgestaan door mr. drs. R. Lagerweij, en het college, vertegenwoordigd door mr. B. Huizenaar en C. van Sonderen, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de bouwvergunning niet had mogen weigeren op grond van strijd met redelijke eisen van welstand. Appellant voert daartoe aan dat redelijke eisen van welstand de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt om een dakkapel in het voordakvlak te bouwen niet onmogelijk mogen maken.
2.1.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 12 juli 2006 in zaak nr.
200507993/1gaat het primaat van het bestemmingsplan niet zover dat geen ruimte meer is voor een negatief welstandsoordeel indien het ingediende bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Als echter moet worden vastgesteld dat verwezenlijking van uitdrukkelijk in het bestemmingsplan opgenomen bouwmogelijkheden onmogelijk wordt gemaakt dienen de in de gemeentelijke welstandsnota opgenomen welstandscriteria op grond van artikel 12, derde lid, van de Woningwet buiten toepassing te blijven.
2.1.2.    Ingevolge artikel 5 van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Fascinatio" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden (W)". In dat artikel is niet uitdrukkelijk bepaald dat het bouwen van een dakkapel in het voordakvlak is toegestaan. Alleen al om die reden vormt het advies van de welstandscommissie geen belemmering voor de verwezenlijking van de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Verder wordt de onmogelijkheid om een dakkapel die aan de vereisten voldoet in het voordakvlak te bouwen eerder veroorzaakt door de specifieke architectuur van de woning die wordt gekenmerkt door een inspringend kort voordakvlak, dan door de aan het advies van de welstandscommissie ten grondslag liggende welstandscriteria.
De toepassing van de welstandsnota op de door de welstandscommissie aangegeven en door het college overgenomen wijze blijft binnen de ruimte die met inachtneming van de uitgangspunten van het bestemmingsplan in de concrete situatie bij de welstandsbeoordeling bestaat. In aanmerking genomen dat appellant het advies van de welstandscommissie niet met een deskundigenrapport heeft bestreden, is de rechtbank terecht tot hetzelfde oordeel gekomen. Het betoog faalt.
2.2.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink     w.g. Soede
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 januari 2008
270-560.