200706063/1.
Datum uitspraak: 9 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Wunseradiel,
verweerder.
Bij besluiten van 31 oktober 2006, 7 november 2006 en 5 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wunseradiel (hierna: het college) verzoeken van [appellant] om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen met betrekking tot [vergunninghoudster], [locatie] te [plaats] afgewezen.
Bij brief van 17 juli 2007, verzonden op 19 juli 2007, heeft het college de door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaren gegrond verklaard en de besluiten van 31 oktober 2006, 7 november 2006 en 5 december 2006 herroepen.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 augustus 2007, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 20 september 2007.
Bij brief van 28 oktober 2007 heeft het college een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 december 2007, waar het college, vertegenwoordigd door S. Lemstra, ambtenaar in dienst van de gemeente Wunseradiel, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag van het bestreden besluit een heroverweging daarvan plaats.
Ingevolge het tweede lid herroept het bestuursorgaan, voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.
2.1.1. [appellant] heeft aangevoerd dat het college in het bestreden besluit ten onrechte geen consequentie heeft getrokken uit het gegrond verklaren van zijn bezwaren.
2.1.2. Het college heeft bij het bestreden besluit van 17 juli 2007 het bezwaar tegen de afwijzingen van de verzoeken om handhaving van [appellant] gegrond verklaard en de besluiten van 31 oktober 2006, 7 november 2006 en 5 december 2006 herroepen. Het college heeft daarbij tevens aangegeven [vergunninghoudster] te verzoeken en zonodig te sommeren voorschrift 1.22 van de aan deze firma verleende vergunning op grond van de Wet milieubeheer na te leven. Ingevolge dit voorschrift is het pneumatisch of mechanisch vullen van silo's niet toegestaan tussen 19.00 uur en 07.00 uur, alsmede op zondagen en algemeen erkende feestdagen. Het college verwijst daarbij naar zijn brief van 16 maart 2007 gericht aan [vergunninghoudster] waarin een voornemen tot handhaving bekend wordt gemaakt.
Deze brief, die 4 maanden vóór het bestreden besluit is uitgegaan en slechts een vooraanschrijving bestuursdwang bevat, kan niet worden aangemerkt als een nieuw besluit als bedoeld in artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Evenmin is met deze brief de noodzaak om in de plaats van de naar aanleiding van de ingediende bezwaren herroepen besluiten een nieuw besluit te nemen, komen te vervallen. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.2. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Het college dient een nieuw besluit als bedoeld in artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
2.3. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wunseradiel van 17 juli 2007, kenmerk Ink0600324, Ink0600295, Ink0700023;
III. draagt het college van burgemeester en wethouders van Wunseradiel op met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Wunseradiel tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Wunseradiel aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
V. gelast dat de gemeente Wunseradiel aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.D.A.M. Zegveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Zegveld
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2008