200703425/1.
Datum uitspraak: 9 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/1743 van de rechtbank Roermond van 4 april 2007 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Leudal (voorheen: Haelen).
Bij brief van 20 maart 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haelen (hierna: het college) het verzoek van [appellant] tot het innemen van een ligplaats met een woonboot afgewezen.
Bij besluit van 28 augustus 2006 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 april 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief van 15 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 15 mei 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 juni 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 17 juli 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 november 2007, waar [appellant], vertegenwoordigd door E.P. Blaauw, is verschenen. Voorts is het college, vertegenwoordigd door J.C.D. Stoop, ambtenaar in dienst van de gemeente, daar gehoord.
2.1. Ingevolge artikel 5.3.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Haelen (hierna: de APV), zoals dat luidde ten tijde hier van belang, is het verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.
2.2. De rechtbank heeft beoordeeld of het college terecht de in de brief van 20 maart 2006 vervatte weigering van een ligplaatsvergunning heeft gehandhaafd bij de beslissing op bezwaar van 28 augustus 2006.
[appellant] kan zich niet verenigen met de ongegrondverklaring door de rechtbank van zijn beroep tegen de bij de beslissing op bezwaar gehandhaafde weigering.
2.3. Ambtshalve oordeelt de Afdeling als volgt. Het verzoek van [appellant] van 5 januari 2006 aan het college strekt niet tot het aanwijzen van gedeelten van het openbaar vaarwater als bedoeld in artikel 5.3.2, eerste lid, van de APV, maar tot het verlenen van toestemming krachtens de APV voor het innemen van een ligplaats met een woonschip. Vaststaat dat het college geen gebruik heeft gemaakt van zijn in genoemde bepaling neergelegde bevoegdheid om openbaar water aan te wijzen waar het verboden is een ligplaats in te nemen. Dientengevolge geldt geen verbod op grond van de APV om een ligplaats in te nemen in openbaar water. Hieruit volgt dat het college geen bevoegdheid heeft toestemming te verlenen voor het innemen van een ligplaats met een woonboot door [appellant]. Zijn brief van 5 januari 2006 kan dan ook niet worden aangemerkt als een aanvraag, evenmin als de brief van het college van 20 maart 2006 kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het college heeft het bezwaar van [appellant] dan ook ten onrechte ontvankelijk geacht.
2.4. Gelet op het vorengaande behoeft het hoger beroep verder geen bespreking.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 28 augustus 2006 van het college alsnog gegrond verklaren. De bestreden beslissing op bezwaar komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal op hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Roermond van 4 april 2007 in zaak nr. 06/1743;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de toenmalige gemeente Haelen van 28 augustus 2006;
V. verklaart het bezwaar van appellant van 30 maart 2006 niet-ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. gelast dat de gemeente Leudal aan appellant het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 355,00 (zegge: driehonderdvijfenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Den Broeder
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2008