ECLI:NL:RVS:2008:BC2510

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708521/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Vlasblom
  • A.M.L. Hanrath
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning Pijnacker-Nootdorp

Op 4 oktober 2006 verleende het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp een bouwvergunning voor het gedeeltelijk vergroten van een woning op een perceel in Nootdorp. Verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen deze vergunning, zag haar bezwaar op 5 maart 2007 ongegrond verklaard. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank 's-Gravenhage, die op 8 november 2007 het beroep van verzoekster eveneens ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak stelde verzoekster hoger beroep in bij de Raad van State, waarbij zij tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelde het verzoek op 10 januari 2008, waar verzoekster en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren. Ook de vergunninghouder werd als belanghebbende gehoord. De voorzitter oordeelde dat de argumenten van verzoekster, waaronder een nieuw bestemmingsplan en wijzigingen in de bouwverordening, niet relevant waren voor de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening, omdat deze omstandigheden na het besluit op bezwaar waren ontstaan. De voorzitter concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven, en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200708521/2.
Datum uitspraak: 17 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/2706 van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 november 2007 in het geding tussen:
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk vergroten van een woning op het perceel, plaatselijk bekend [locatie] te Nootdorp.
Bij besluit van 5 maart 2007 heeft het college het door verzoekster daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 november 2007, verzonden op 12 november 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 december 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 20 december 2007 en 4 januari 2008.
Voorts heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 10 januari 2008, waar [verzoekster], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door J. Groenendijk en J.A.G. Schreuder, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [vergunninghouder] als belanghebbende gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Gebleken is dat [vergunninghouder] zo spoedig mogelijk met de bouwwerkzaamheden wenst aan te vangen. Het verzoek van [verzoekster] strekt ertoe dat te voorkomen.
2.3. Hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd omtrent een in voorbereiding zijnd nieuw bestemmingsplan en de recente wijziging van de bouwverordening Pijnacker-Nootdorp kan bij de beslissing op het verzoek geen rol spelen, nu dit omstandigheden betreft die dateren van na het nemen van het besluit op bezwaar. Hetgeen is aangevoerd omtrent een toekomstige dijk in Gooland valt buiten het hier toepasselijke toetsingskader. Ook hetgeen zij overigens heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de bouwvergunning niet mocht worden verleend.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2008
392.