Datum uitspraak: 23 januari 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in de zaak nr. 04/599 van de rechtbank Dordrecht van 4 mei 2007 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht.
Op 16 januari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht (hierna: het college) een aantal verkeersbesluiten genomen, waaronder het besluit om het gedeelte van de Burgemeester Jaslaan dat is gelegen tussen de Achterweg en de Dordwijklaan, gesloten te verklaren voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa groter is dan 3,5 ton.
Bij besluit van 18 mei 2004 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 mei 2007, verzonden op 30 mei 2007, heeft de rechtbank Dordrecht (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juli 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 27 juli 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 december 2007, waar het college, vertegenwoordigd door mr. drs. J.E. Ossewaarde, H. van Ballegooijen en M. Schippers, allen ambtenaar in dienst van de gemeente Dordrecht, is verschenen.
2.1. [appellant] is bij de rechtbank als partij opgetreden in de - gelijktijdig ter zitting behandelde - zaken nrs. 04/599 en 04/637. Beide zaken betreffen onder meer het verkeersbesluit van het college om een gedeelte van de Burgemeester Jaslaan gesloten te verklaren voor zwaar verkeer. De Afdeling kan uit het hogerberoepschrift niet anders afleiden dan dat slechts hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank in zaak nr. 04/599. Voor zover [appellant] heeft verzocht om zijn beroepsgronden in het hogerberoepschrift als herhaald en ingelast te beschouwen, betreft dit verzoek naar het oordeel van de Afdeling derhalve slechts de in die zaak geformuleerde gronden.
De Afdeling zal voorbijgaan aan het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat slechts een geslotenverklaring voor zwaar verkeer van de Eikenlaan recht doet aan zijn gerechtvaardigde belangen. De in bezwaar gehandhaafde weigering van het college om een verkeersbesluit van die strekking te nemen, is in zaak 04/599 niet aan de rechtbank ter beoordeling voorgelegd. Tegen de uitspraak in de door de rechtbank gelijktijdig met de zaken 04/599 en 04/637 behandelde zaak nr. 04/636, waarin genoemde weigering door de rechtbank is beoordeeld en in stand is gelaten, heeft [appellant] geen hoger beroep ingesteld.
2.2. [appellant] bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat het college in redelijkheid tot het in bezwaar gehandhaafde besluit van 16 januari 2002 heeft kunnen komen. Hij voert aan dat de rechtbank heeft miskend dat dit verkeersbesluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Volgens [appellant] heeft de rechtbank onvoldoende onderkend dat de toename van zwaar verkeer in de Eikenlaan die het gevolg is van het verkeersbesluit, leidt tot verkeersoverlast, een verkeersonveilige situatie en tot geluid- en trillinghinder die de wettelijke normen overschrijdt. Daarnaast stelt hij dat het college de schade die hij als gevolg van het verkeersbesluit lijdt, dient te vergoeden.
2.2.1. Aan het in beroep bestreden besluit heeft het college onder meer de resultaten van een in 2003 door de Milieudienst Zuid-Holland-Zuid (hierna: de Milieudienst) uitgevoerd akoestisch onderzoek ten grondslag gelegd. De Afdeling heeft reeds eerder overwogen (uitspraak van 8 augustus 2007 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=200700169/1&verdict_id=17898">200700169/1</a>), dat niet aannemelijk is dat dit akoestisch onderzoek ondeugdelijk is. Voor zover [appellant] in deze procedure opnieuw heeft willen betogen dat getwijfeld moet worden aan de zorgvuldige totstandkoming en inhoudelijke juistheid van het door de Milieudienst van het akoestisch onderzoek opgemaakte rapport, faalt dit betoog derhalve.
2.2.2. In opdracht van het college heeft het Instituut voor materiaal- en wegbouwkundig onderzoek KOAC WMD (hierna: KOAC WMD), onderzoek gedaan naar trillingoverlast door zwaar verkeer in onder meer de Eikenlaan. De rechtbank heeft onderkend dat uit het van dit onderzoek opgemaakte rapport, anders dan [appellant] kennelijk meent, volgt dat de toename van zwaar verkeer in de Eikenlaan niet leidt tot trillingschade of -hinder die de daarvoor vastgestelde grenswaarden overschrijdt. De rechtbank heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college het rapport van KOAC WMD niet aan het besluit op bezwaar ten grondslag heeft mogen leggen. Dat het rapport onzorgvuldig tot stand gekomen of inhoudelijk onjuist is, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat de kritiek die op onder meer de wijze en locatie van onderzoek wordt geleverd in het door [appellant] overgelegde rapport van het Instituut voor Milieuschade, door KOAC WMD in een brief van 22 augustus 2002 gemotiveerd wordt weerlegd. Op de in deze brief neergelegde conclusies heeft [appellant] geen gemotiveerde reactie gegeven.
2.2.3. In hetgeen [appellant] overigens in beroep heeft aangevoerd en in hoger beroep heeft herhaald, is geen grond gelegen voor het oordeel dat het in bezwaar gehandhaafde verkeersbesluit van 16 januari 2002, op de Eikenlaan leidt tot zodanige verkeersoverlast of verkeersonveilige situaties dat het college in redelijkheid had moeten afzien van het nemen van dit besluit.
2.3. Gelet op het vorenoverwogene, komt de Afdeling met de rechtbank tot het oordeel dat het college in redelijkheid heeft kunnen komen tot het verkeersbesluit tot geslotenverklaring voor zwaar verkeer van een gedeelte van de Burgemeester Jaslaan.
2.4. De rechtbank heeft tot slot terecht geen grond gezien voor het oordeel dat [appellant] door dit verkeersbesluit zodanig zwaar in zijn belangen wordt getroffen, dat de door hem gestelde schade die hij als gevolg hiervan leidt, wat hiervan ook zij, in redelijkheid niet voor zijn rekening kan worden gelaten.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2008