200703301/1.
Datum uitspraak: 23 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
Bij besluit van 16 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Emmen het wijzigingsplan "Plan tot gedeeltelijke wijziging van het bestemmingsplan Snippenveld ten behoeve van de vestiging van een prostitutie- en/of escortbedrijf aan de [locatie] te [plaats]" (hierna: het wijzigingsplan) vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 5 maart 2007, kenmerk RW/2007002812, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 11 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 14 mei 2007, beroep ingesteld.
Bij brief van 11 juli 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 januari 2008, waar appellante, in persoon en bijgestaan door mr. I.C. Wils, is verschenen. Voorts zijn daar gehoord het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. M. Groenewegen en S. Verbeek, ambtenaren van de gemeente, en [partijen].
2.1. Het wijzigingsplan voorziet in de vestiging van een prostitutie- en/of escortbedrijf in een boerderij aan de [locatie] te [plaats]. Verweerder heeft aan het plan goedkeuring verleend. Appellante richt zich in beroep tegen het besluit omtrent goedkeuring.
2.2. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) rust daarnaast op verweerder de taak te onderzoeken of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
2.3. Ter zitting heeft [appellante] het beroep voor zover het betreft de mogelijke strijdigheid met de gemeentelijke inspraakverordening ingetrokken.
2.4. [appellante] voert aan dat er sprake is van strijdigheid met de in artikel 0, vierde lid, van het bestemmingsplan "Partiële herziening van de voorschriften van diverse bestemmingsplannen van de gemeente Emmen ten aanzien van prostitutie- en escortbedrijven" vervatte wijzigingsvoorwaarden, nu de locatie niet aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid en bereikbaarheid en het voorziene bedrijf niet passend is in de omgeving.
2.4.1. Ingevolge artikel 0, vierde lid, van de voorschriften van voormeld bestemmingsplan, voor zover thans van belang, kan het college van burgemeester en wethouders in afwijking van het bepaalde in het tweede lid en overeenkomstig artikel 11 van de WRO het gebruik van gebouwen binnen de op bijlage 1 aangegeven bestemmingsplannen wijzigen ten behoeve van de vestiging van een prostitutie- en/of escortbedrijf, met dien verstande dat;
- de wijzigingsbevoegdheid niet mag leiden tot bedrijfsvestigingen met meer dan 6 werkkamers per prostitutiebedrijf;
- de locatie aanvaardbaar is vanuit oogpunt van verkeersveiligheid en bereikbaarheid en mits kan worden voorzien in een voldoende aantal parkeerplaatsen en de toe te voegen bedrijfsfunctie in relatie tot het aanwezige woon- en leefklimaat als passend kan worden beschouwd.
Ingevolge artikel 1 van de voorschriften van het wijzigingsplan, voor zover thans van belang, wordt onder prostitutiebedrijf en/of escortbedrijf in ieder geval begrepen: raamprostitutie, een privé-huis, een erotische massagesalon, sekstheater, seksbioscoop, seksautomatenhal, bordeel of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
Ingevolge artikel 2 van de voorschriften van het wijzigingsplan, voor zover thans van belang, zijn op deze wijziging van toepassing de desbetreffende voorschriften van het bestemmingsplan "Snippenveld", zoals laatstelijk gewijzigd zijn vastgesteld bij het bestemmingsplan "Partiële herziening van de voorschriften van diverse bestemmingsplannen van de gemeente Emmen ten aanzien van prostitutie- en escortbedrijven" met dien verstande dat naast het op grond van het vigerende bestemmingsplan toegestane gebruik binnen het bestaande gebouw gelegen aan de [locatie] de exploitatie van een prostitutiebedrijf met maximaal 6 werkkamers en de exploitatie van een escortbedrijf is toegestaan door een exploitant die in het bezit is van een door de burgemeester van de gemeente Emmen aan hem verleende exploitatievergunning als bedoeld in de Algemeen Plaatselijke Verordening.
2.4.2. Het door verweerder ingenomen standpunt dat op grond van het wijzigingsplan uitsluitend een bedrijf met een maximale omvang van zes werkkamers mogelijk wordt gemaakt, deelt de Afdeling niet. De Afdeling stelt in dit kader vast dat het wijzigingsplan naast de exploitatie van een prostitutiebedrijf met maximaal zes werkkamers en de exploitatie van een escortbedrijf voorziet in de mogelijkheid van exploitatie van onder meer een privé-huis, sekstheater, seksbioscoop en een parenclub. Naar het oordeel van de Afdeling volgt uit artikel 2 van de voorschriften van het wijzigingsplan geen beperking van het toegestane gebruik van de betrokken boerderij tot enkel een prostitutiebedrijf met maximaal zes werkkamers en de exploitatie van een escortbedrijf. Ter zitting en uit de stukken is gebleken dat de betrokken boerderij een omvang heeft die op zichzelf een combinatie van voormelde voorzieningen mogelijk maakt. Gelet hierop wordt niet voldaan aan de in het bestemmingsplan "Partiële herziening van de voorschriften van diverse bestemmingsplannen van de gemeente Emmen ten aanzien van prostitutie- en escortbedrijven" opgenomen wijzigingsvoorwaarde dat de wijzigingsbevoegdheid niet mag leiden tot bedrijfsvestigingen met meer dan 6 werkkamers per prostitutiebedrijf.
2.4.3. Gelet op het vorenstaande is het wijzigingsplan in strijd met artikel 11, eerste lid, van de WRO. Door het wijzigingsplan niettemin goed te keuren, heeft verweerder gehandeld in strijd met dit artikel in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. Het beroep is reeds om deze reden gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Uit het vorenstaande volgt dat er rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring te onthouden aan het wijzigingsplan. De overige bezwaren behoeven gelet hierop thans geen bespreking.
2.5. Mede gezien de bezwaren van [appellante] acht de Afdeling geen termen aanwezig om, zoals [partijen] en het college van burgemeester en wethouders ter zitting hebben verzocht, met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen die inhoudt dat het wijzigingsplan moet worden geacht te zijn goedgekeurd tot de inwerkingtreding van het nieuw vast te stellen wijzigingsplan, in zoverre dat kan worden aangevangen met de bedoelde activiteiten ter plaatse van de boerderij aan de [locatie] te [plaats].
2.6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Drenthe van 5 maart 2007, kenmerk RW/2007002812;
III. onthoudt goedkeuring aan het wijzigingsplan;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 5 maart 2007;
V. veroordeelt verweerder tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 852,18 (zegge: achthonderdtweeënvijftig euro en achttien cent), waarvan een bedrag van € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Drenthe aan [appellante] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de provincie Drenthe aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. M. Oosting en mr. K.J.M. Mortelmans, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Van Dorst
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2008