ECLI:NL:RVS:2008:BC2524

Raad van State

Datum uitspraak
18 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707584/1 en 200707584/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • R.W.L. Loeb
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van de Huisvestingsverordening door het college van burgemeester en wethouders van Helmond met betrekking tot P & E People B.V.

In deze zaak gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "P & E People B.V." en [appellant A] tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Helmond. Op 4 mei 2006 heeft het college hen gelast het strijdig gebruik van het pand aan de Bindersstraat 64 te Helmond op te heffen, omdat dit in strijd was met artikel 3.1 van de Huisvestingsverordening 2005. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft op 8 oktober 2007 de beroepen van P & E People en [appellant A] ongegrond verklaard. Hiertegen hebben zij hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij ook verzochten om een voorlopige voorziening.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 december 2007 behandeld. De rechtbank had overwogen dat het college terecht geen vergunning had verleend voor het gebruik van het pand door meer dan drie personen die niet tot één huishouden behoren. P & E People en [appellant A] betoogden dat de bewoners als één huishouden moesten worden aangemerkt, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende continuïteit en onderlinge verbondenheid was om dit te concluderen. Het college had op basis van de controle op 24 november 2005 en latere controles vastgesteld dat er meer dan drie personen in het pand woonden, wat in strijd was met de verordening.

De voorzitter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er was geen zicht op legalisatie van het gebruik van het pand, en het college was niet bereid om vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen. De beslissing van de voorzitter werd genomen in naam der Koningin en de proceskosten werden niet toegewezen.

Uitspraak

200707584/1 en 200707584/2.
Datum uitspraak: 18 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "P & E People B.V." en [appellant A], gevestigd te Reek, onderscheidenlijk wonend te [woonplaats],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 oktober 2007 in zaken nrs. 06/4242 en 06/4245 in de gedingen tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Helmond.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 4 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Helmond (hierna: het college) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "P & E People B.V." (hierna: P & E People) en [appellant A] op straffe van bestuursdwang gelast het met artikel 3.1 van de Huisvestingsverordening 2005 (hierna: de verordening) strijdig gebruik van het pand Bindersstraat 64 te Helmond (hierna: het pand) blijvend op te heffen.
Bij besluiten van 28 augustus en 12 september 2006 heeft het college de door P & E People en [appellant A] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 oktober 2007, verzonden op 16 oktober 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) de door P & E People en [appellant A] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben P & E People en [appellant A] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 oktober 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 november 2007.
Voorts hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 december 2007, waar P & E People en [appellant A], vertegenwoordigd door mr. C.J. Driessen, advocaat te Beers, en [directeur] van P & E People, en het college, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus en mr. E. Verhagen, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Ingevolge voormelde bepaling van de verordening is het een eigenaar, gebruiker of huurder niet toegestaan een woonruimte zonder kamerbewoningsvergunning van burgemeester en wethouders als onzelfstandige woonruimte in gebruik te nemen, te hebben of in gebruik te geven, ten behoeve van drie of meer personen, niet behorend tot één afzonderlijk huishouden.
2.3. [appellant A] heeft het pand aan P & E People verhuurd. Niet in geschil is dat deze het gebruikt voor de huisvesting van buitenlandse werknemers.
2.4. Het college heeft aan de in beroep bestreden besluiten ten grondslag gelegd dat bij controle op 24 november 2005 is gebleken dat in het pand meer dan drie personen, niet behorend tot één afzonderlijk huishouden, zijn gehuisvest, nadien is gebleken dat rond 20 april 2006 zeven personen in het pand woonden en tijdens een controle op 19 juni 2006 door twee bewoners is meegedeeld dat er op dat moment 8 of 9 personen woonachtig waren. Nu het niet gaat om bewoning door een huishouden, is daarvoor ingevolge voormelde bepaling van de verordening een vergunning vereist en die is niet verleend. Omdat het verlenen van zo'n vergunning voor het pand in strijd zou zijn met het geldend bestemmingsplan en geen vrijstelling is verleend van de voorschriften van dit plan, kan de overtreding niet worden gelegaliseerd, aldus het college.
2.5. P & E People en [appellant A] betogen dat, samengevat weergegeven, de rechtbank heeft miskend dat de bewoners het pand permanent als groep hebben bewoond, zij één afzonderlijk huishouden hebben gevormd en geen strijd met de verordening bestaat, zodat het college niet bevoegd was handhavend op te treden. Zij doen voorts een beroep op de notitie Samenwerkingsverband Regio Eindhoven en stellen dat het college op grond daarvan in elk geval van handhavend optreden had moeten afzien.
2.5.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het college terecht geen zodanige continuïteit in de samenstelling van de groep en onderlinge verbondenheid van de leden ervan heeft aangenomen, dat deze als één afzonderlijk huishouden in evenbedoelde zin valt aan te merken. Dat de bewoners via P & E People werken, dit uitzendbureau, naar gesteld, let op de continuïteit en onderlinge verbondenheid, de bewoners dezelfde nationaliteit hebben, naar gesteld, voor elkaar zorgen en een enkeling is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, heeft de rechtbank terecht onvoldoende geacht om te oordelen dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat voor het gebruik van het pand voor die bewoning vergunning is vereist en, nu deze niet is verleend, het college ter zake handhavend kon optreden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om daartegen met bestuursdwang op te treden in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan dit niet doen. Dit kan zich voordoen, indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat daarom van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Nu het college niet bereid is vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen ten behoeve van het aangetroffen gebruik van het pand, bestaat reeds om die reden geen zicht op legalisatie daarvan. Ten aanzien van het beroep op de notitie Samenwerkingsverband Regio Eindhoven heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat, voor zover deze al van toepassing is, het daarin gestelde geen bijzondere omstandigheid is die voor het college aanleiding had moeten zijn van handhavend optreden af te zien.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van der Smissen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2008
419.