ECLI:NL:RVS:2008:BC2542

Raad van State

Datum uitspraak
23 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703747/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vergunning voor paardenhouderij op basis van afstandseisen in de Wet milieubeheer

Op 10 april 2007 verleende het college van burgemeester en wethouders van Nuenen, Gerwen en Nederwetten een revisievergunning aan Lincom Holding B.V. voor een paardenhouderij op de percelen Papenvoortse Heide 3b en 4a. Dit besluit werd op 19 april 2007 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben appellanten op 30 mei 2007 beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer op 14 december 2007, waarbij de appellanten werden bijgestaan door hun advocaat, en het college vertegenwoordigd was door een ambtenaar. Lincom Holding B.V. was ook aanwezig, vertegenwoordigd door een advocaat.

De appellanten betoogden dat het college ten onrechte aannam dat de activiteiten op beide percelen als één inrichting konden worden beschouwd, gezien de afstand van 710 meter tussen de twee locaties. De Raad van State oordeelde dat, volgens artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, installaties die als één inrichting worden beschouwd, in elkaars onmiddellijke nabijheid moeten liggen. Aangezien de afstand tussen de percelen te groot was, kon niet worden gesproken van een gezamenlijke inrichting.

De Raad van State verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van het college en weigerde de gevraagde vergunning. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten en het griffierecht. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 23 januari 2008.

Uitspraak

200703747/1.
Datum uitspraak: 23 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te Nuenen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Nuenen, Gerwen en Nederwetten,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nuenen, Gerwen en Nederwetten (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Lincom Holding B.V. een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een paardenhouderij op de percelen aan de Papenvoortse Heide 3b en 4a te Nuenen. Dit besluit is op 19 april 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief van 30 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Voor afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [appellanten]. De andere partijen hebben van deze stukken kennis genomen.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 december 2007, waar [gemachtigde], bijgestaan door mr. G.C.W. van der Feltz, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door H. Verhoeven, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is Lincom Holding B.V., vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en vergezeld door C.F.M. van der Linden, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. [appellanten] betogen dat het college ten onrechte ervan uit is gegaan dat de activiteiten aan de Papenvoortse Heide 3B samen met de activiteiten aan de Papenvoortse Heide 4A één inrichting in de zin van de Wet milieubeheer vormen. Hiertoe voeren zij onder meer aan dat tussen beide onderdelen een te grote afstand ligt.
2.1.1. Ingevolge artikel 1.1, vierde lid, tweede volzin, van de Wet milieubeheer worden als één inrichting beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen.
2.1.2. Ter zitting is gebleken dat de paardenhouderij op het perceel Papenvoortse Heide 3B en die op de Papenvoortse Heide 4A op 710 meter afstand van elkaar liggen. Gezien deze afstand kan niet worden gesproken van installaties die in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen. Reeds hierom kunnen de beide onderdelen niet tezamen worden aangemerkt als één inrichting. Gelet hierop behoeft het betoog ter zitting van Lincom Holding B.V. dat bindingen tussen de twee onderdelen bestaan geen bespreking.
Nu de activiteiten waarvoor vergunning is gevraagd niet tezamen als één inrichting kunnen worden aangemerkt, is vergunningverlening conform de aanvraag in strijd met artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer zoals dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit luidde. De beroepsgrond slaagt.
2.2. Het beroep is gegrond. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal op de hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.3. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nuenen, Gerwen en Nederwetten van 10 april 2007, kenmerk N25-2006;
III. weigert de gevraagde vergunning;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Nuenen, Gerwen en Nederwetten tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente van Nuenen, Gerwen en Nederwetten aan [appellanten] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de gemeente van Nuenen, Gerwen en Nederwetten aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Schaafsma w.g. Van der Zijpp
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2008
262-491.