Datum uitspraak: 23 januari 2008
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging "IVN Groene Zoom", gevestigd te Bergen op Zoom,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
Bij besluit van 20 april 2006 heeft de gemeenteraad van Bergen op Zoom het bestemmingsplan "Zuidelijke Stadsrand (Augustapolder), reparatie ex artikel 30 WRO, tevens eerste partiële herziening" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 12 december 2006, nummer 1192610, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 4 februari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 6 februari 2007, beroep ingesteld.
Verweerder heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen verweerschrift ingediend.
Voor afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college van burgemeester en wethouders. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door W. de Haan, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.F.M. Vos, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Bergen op Zoom, vertegenwoordigd door D.M.J. Lemmens en ing. L.A.M. van Baalen, ambtenaren van de gemeente.
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan dat mede is opgesteld om te voldoen aan artikel 30, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO). Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het plan heeft tot doel te voldoen aan de verplichting van artikel 30 van de WRO, die is ontstaan door het besluit van verweerder van 3 mei 2005 waarbij gedeeltelijk goedkeuring is onthouden aan het bestemmingsplan "Zuidelijke Stadsrand (Augustapolder)", vastgesteld op 29 september 2004. Met dat plan wordt beoogd ter plaatse van de zuidelijke stadsrand van Bergen op Zoom (de Augustapolder) de ontwikkeling van een stadsuitbreidingslocatie voor de bouw van maximaal 1.600 woningen mogelijk te maken en de overgang van stad naar land vorm te geven. Het thans voorliggende plan voorziet daarnaast in een aantal aanpassingen die te beschouwen zijn als een partiële herziening van het bestemmingsplan van 2004.
2.3. Appellante stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan voor zover dat voorziet in de reparatie en herziening van onderdelen van het bestemmingsplan "Zuidelijke Stadsrand (Augustapolder)" die zien op het plandeel met de bestemming "Stadsuitbreiding: wonen en natuur -(SU/N)-" dat betrekking heeft op de deelgebieden VI, VII en VIII. Hiertoe voert zij aan dat verweerder de uitspraak van de Afdeling van 22 november 2006 in zaak no. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=200505491/1&verdict_id=15570">200505491/1</a>, waarbij het besluit tot goedkeuring van dat bestemmingsplan is vernietigd, voor zover thans van belang, voor zover betrekking hebbende op het plandeel met de bestemming "Stadsuitbreiding: wonen en natuur -(SU/N)-" dat betrekking heeft op de deelgebieden VI, VII en VIII, niet in acht heeft genomen. Verweerder heeft immers nog geen nieuw goedkeuringsbesluit genomen ten aanzien van dat plandeel, maar heeft met het bestreden besluit wel de reparatie en herziening van onderdelen van het vorige plan die zien op dat plandeel goedgekeurd. Dit is volgens appellante in strijd met de rechtszekerheid. Appellante deelt niet de verwachting van verweerder dat indien een hernieuwde streekplanafwijkingsprocedure wordt gevolgd een nieuwe goedkeuring van het desbetreffende plandeel geen problemen zal opleveren. Voorts stelt appellante dat op de plankaart niet duidelijk is aangegeven waarop het thans voorliggende plan betrekking heeft.
2.4. Verweerder onderkent dat het besluit van 12 december 2006 mede betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Stadsuitbreiding: wonen en natuur -(SU/N)-" dat betrekking heeft op de deelgebieden VI, VII en VIII, terwijl dit plandeel nog niet is goedgekeurd na de vernietiging door de Afdeling van het goedkeuringsbesluit van het bestemmingsplan "Zuidelijke Stadsrand (Augustapolder)" in zoverre. Verweerder acht een gedeeltelijke onthouding van goedkeuring aan het thans voorliggende plan evenwel niet doelmatig nu hij voornemens is zo spoedig mogelijk, onder het volgen van een hernieuwde streekplanafwijkingsprocedure, een nieuw besluit tot goedkeuring te nemen. Verweerder acht het aannemelijk dat een hernieuwde goedkeuring van bovengenoemd plandeel alsnog zal leiden tot het onherroepelijk in werking treden daarvan.
2.5. In het bestemmingsplan "Zuidelijke Stadsrand (Augustapolder)" ziet artikel 10 van de planvoorschriften op de bestemming "Stadsuitbreiding: wonen en natuur -(SU/N)-". De artikelen 22 en 23 van de voorschriften van dat plan bevatten algemene vrijstellingsbepalingen, respectievelijk algemene wijzigingsbepalingen.
2.5.1. Het thans voorliggende plan voorziet, voor zover thans van belang, in een reparatie van de doeleindenomschrijving in het eerste lid en van de leden 3.1.A, 3.1.C en 3.2.D van artikel 10, alsmede in een reparatie van artikel 22, eerste lid, aanhef en onder f, en van artikel 23, eerste lid, aanhef en onder d, van de planvoorschriften.
Daarnaast voorziet het plan, voor zover thans van belang, in een aantal herzieningen van de plankaart van het bestemmingsplan "Zuidelijke Stadsrand (Augustapolder). Zo is, voor zover thans van belang, de begrenzing van de deelgebieden VII aangepast (de gewijzigde aanduidingsgrens van de deelgebieden VII is op de plankaart met een groene lijn aangegeven). Verder is de aanduiding 'ontsluiting gemotoriseerd verkeer' ter plaatse van deelgebied VIII aangepast (dit is op de plankaart met een rode pijl aangegeven) en is de aanduiding 'ontsluiting voor langzaam verkeer' tussen twee deelgebieden VII toegevoegd (hetgeen met een oranje pijl op de plankaart is weergegeven).
Het is de Afdeling ter zitting wel gebleken dat wat betreft de plankaart uitsluitend de gekleurde elementen deel uitmaken van het thans voorliggende plan. Ook de vertegenwoordiger van de gemeenteraad en de vertegenwoordiger van verweerder hebben ter zitting dit standpunt ingenomen.
2.6. In haar uitspraak van 22 november 2006 in zaak no. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=200505491/1&verdict_id=15570">200505491/1</a> heeft de Afdeling, voor zover thans van belang, het besluit tot goedkeuring van het bestemmingsplan "Zuidelijke Stadsrand (Augustapolder)" vernietigd, voor zover betrekking hebbende op het plandeel met de bestemming "Stadsuitbreiding: wonen en natuur -(SU/N)-" dat betrekking heeft op de deelgebieden VI, VII en VIII.
Niet in geschil is dat verweerder ten tijde van het nemen van het bestreden besluit nog geen nieuw goedkeuringsbesluit had genomen na de vernietiging door de Afdeling van het goedkeuringsbesluit van verweerder van 3 mei 2005. Ten gevolge van deze vernietiging van het goedkeuringsbesluit door de Afdeling, komt aan de voorliggende reparatie en herziening die betrekking hebben op het plandeel met de bestemming "Stadsuitbreiding: wonen en natuur -(SU/N)-" dat betrekking heeft op de deelgebieden VI, VII en VIII, geen betekenis toe zolang dat plandeel nog niet in werking is getreden. Het is in strijd met de rechtszekerheid om het besluit tot reparatie en herziening van onderdelen van het bestemmingsplan "Zuidelijke Stadsrand (Augustapolder)" die betrekking hebben op het plandeel met de bestemming "Stadsuitbreiding: wonen en natuur -(SU/N)-" dat betrekking heeft op de deelgebieden VI, VII en VIII, goed te keuren, alvorens dit plandeel zelf is goedgekeurd en in werking getreden.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder, door de in rechtsoverweging 2.5.1. genoemde onderdelen van het aan de orde zijnde plan goed te keuren, gehandeld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. Het beroep van appellante is reeds hierom gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd. De overige bezwaren van appellante behoeven geen bespreking meer.
2.7. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 12 december 2006, nummer 1192610, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan:
a. artikel 10, leden 1, 3.1.A, 3.1.C en 3.2.D van de planvoorschriften;
b. artikel 22, eerste lid, aanhef en onder f, van de planvoorschriften voor zover betrekking hebbend op de deelgebieden VI, VII en VIII;
c. artikel 23, eerste lid, aanhef en onder d, van de planvoorschriften, voor zover betrekking hebbend op de deelgebieden VI, VII en VIII;
d. de aanduidingsgrens van de deelgebieden VII, op de plankaart groen omlijnd;
e. de aanduiding 'ontsluiting gemotoriseerd verkeer' ter plaatse van deelgebied VIII, op de plankaart met een rode pijl aangegeven;
f. de aanduiding 'ontsluiting voor langzaam verkeer', op de plankaart aangegeven met een oranje pijl tussen twee deelgebieden VII;
III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 227,93 (zegge: tweehonderdzevenentwintig euro en drieënnegentig cent);
het bedrag dient door de provincie Noord-Brabant aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. G.N. Roes, Leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Kooijman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2008