ECLI:NL:RVS:2008:BC2554

Raad van State

Datum uitspraak
23 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703428/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • W. van den Brink
  • T.M.A. Claessens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit tot onttrekking spoorwegovergang aan openbaar verkeer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van de raad van de gemeente Vught, waarbij de spoorwegovergang Cromvoirtsepad aan het openbaar verkeer werd onttrokken. Dit besluit, genomen op 22 december 2005, werd voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. De appellanten, de vereniging 'Fietsersbond' en de stichting 'Stichting Wandelplatform-LAW', hebben tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 2 april 2007, waarin hun beroepen ongegrond werden verklaard, hoger beroep ingesteld. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 1 november 2007, waarbij de appellanten vertegenwoordigd waren door gemachtigden en de raad door ing. J.G.H. Rompen.

Tijdens de zitting werd vastgesteld dat het besluit van 22 december 2005 inmiddels was ingetrokken door de raad op 13 december 2007, die besloot de spoorwegovergang Cromvoirtsepad af te sluiten voor autoverkeer. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moest nu beoordelen of er nog een procesbelang bestond voor de hoger beroepen. Appellante sub 1 stelde dat er belang was bij een veroordeling van de raad in de proceskosten. De Afdeling oordeelde echter dat, gezien het vervallen van het procesbelang, de hoger beroepen niet-ontvankelijk moesten worden verklaard.

De Raad van State heeft vervolgens de raad van de gemeente Vught veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de appellanten. Appellante sub 1 kreeg een vergoeding van € 34,16 en appellante sub 2 van € 115,32. Daarnaast werd de gemeente Vught gelast om het door de appellanten betaalde griffierecht van € 709,00 te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 23 januari 2008.

Uitspraak

200703428/1.
Datum uitspraak: 23 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. de vereniging "Fietsersbond", gevestigd te Utrecht,
2. de stichting "Stichting Wandelplatform-LAW", gevestigd te Amsterdam,
appellanten,
tegen de uitspraak in de zaken nrs. 06/1442, 06/1445, 06/1446, 06/1448, 06/1449 en 06/1450 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 2 april 2007 in het geding tussen:
appellanten en anderen
en
de raad van de gemeente Vught.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 december 2005, voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, heeft de raad van de gemeente Vught (hierna: de raad), voor zover thans van belang, besloten de spoorwegovergang Cromvoirtsepad te Vught te onttrekken aan het openbaar verkeer.
Bij uitspraak van 2 april 2007, verzonden op 4 april 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch, voor zover thans van belang, de daartegen door appellanten ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellante sub 1 bij brief van 14 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, en appellante sub 2 bij brief van gelijke datum, bij de Raad van State ingekomen op 15 mei 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 19 juli 2007 heeft de raad van antwoord gediend.
Bij besluit van 13 december 2007 heeft de raad zijn besluit van 22 december 2005 ingetrokken en besloten de spoorwegovergang Cromvoirtsepad te Vught af te sluiten voor autoverkeer.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante sub 1 en de raad. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2007, waar appellante sub 1, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en appellante sub 2, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door ing. J.G.H. Rompen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Nu bij besluit van 13 december 2007 het besluit van 22 december 2005 is ingetrokken moet worden bezien of bij een inhoudelijke beoordeling van de hoger beroepen nog een belang bestaat. Appellante sub 1 heeft betoogd dat een zodanig belang is gelegen in het verkrijgen van een veroordeling van de raad in de reeds gemaakte proceskosten.
2.2. Dit betoog slaagt niet. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 23 maart 2005 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=200406181/1&verdict_id=10063">200406181/1</a>) geeft de vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken onvoldoende aanleiding om tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak over te gaan. Indien, afgezien van de vraag of aanleiding bestaat tot een proceskostenveroordeling over te gaan, geen belang meer bestaat bij een beoordeling van de zaak, dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. Vervolgens moet worden bezien of in de omstandigheden van het geval, en in het bijzonder in de reden voor het vervallen van het procesbelang, grond is gelegen om over te gaan tot een proceskostenveroordeling. Een dergelijke grond kan zijn gelegen in de omstandigheid dat het bestuursorgaan aan de appellant is tegemoetgekomen. Met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht is een proceskostenveroordeling in dit geval mogelijk, nu sprake is van tegemoetkomen in de hiervoor bedoelde zin.
2.3. De conclusie is dat de hoger beroepen wegens het vervallen van processueel belang niet-ontvankelijk zijn en dat de raad op na te melden wijze in de proceskosten dient te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Vught tot vergoeding van:
- bij appellante sub 1 in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 34,16 (zegge: vierendertig euro en zestien cent); het dient door de gemeente Vught aan appellante sub 1 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
- bij appellante sub 2 in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 115,32 (zegge: honderdvijftien euro en tweeëndertig cent); het dient door de gemeente Vught aan appellante sub 2 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Vught aan elk van de appellanten het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 709,00 (zegge: zevenhonderdnegen euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Molenaar
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2008
369-497.