ECLI:NL:RVS:2008:BC3017

Raad van State

Datum uitspraak
21 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708914/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Vlasblom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhaving tegen stenen berging in Midden-Delfland

Op 21 januari 2008 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland en [wederpartijen]. Het college had op 8 november 2005 geweigerd handhavend op te treden tegen een stenen berging die was opgericht op een perceel in Midden-Delfland. Dit besluit werd door [wederpartijen] aangevochten, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage op 22 november 2007, waarin het beroep van [wederpartijen] gegrond werd verklaard en het college werd opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 10 januari 2008 ter zitting behandeld, waarbij zowel het college als [wederpartijen] vertegenwoordigd waren. De voorzitter oordeelde dat er geen concreet zicht op legalisatie van de berging bestond, aangezien de bouwvergunning was herroepen en het ontwerpbestemmingsplan nog niet ter inzage was gelegd. Desondanks was het college voornemens om de berging positief te bestemmen in een nieuw bestemmingplan.

De voorzitter heeft uiteindelijk besloten dat het college geen nieuw besluit op het bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling op de hoger beroepen heeft beslist. Dit oordeel heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 januari 2008.

Uitspraak

200708914/2.
Datum uitspraak: 21 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/6027 van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 november 2007 in het geding tussen:
[wederpartijen],
en
verzoeker.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 november 2005 heeft verzoeker (hierna: het college), voor zover thans van belang, geweigerd handhavend op te treden tegen een stenen berging opgericht op het perceel, plaatselijk bekend [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 18 mei 2006 heeft het college het door [wederpartijen] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 november 2007, verzonden op 26 november 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [wederpartijen] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 18 mei 2006, voor zover thans van belang, vernietigd en het college opgedragen binnen acht weken na het verzenden van de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 december 2007, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft het college de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 januari 2008, waar het college, vertegenwoordigd door T.W.P. van den Berg, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartijen], bijgestaan door mr. A.A. de Groot, advocaat te Delft, zijn verschenen.
Voorts is daar [partij], vertegenwoordigd door mr. W. Kattouw, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt ertoe bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat in afwachting van de uitspraak op de hoger beroepen geen gevolg hoeft te worden gegeven aan de aangevallen uitspraak.
2.3. Niet in geschil is dat de ten behoeve van de berging met vrijstelling verleende bouwvergunning door het college is herroepen, omdat de berging is gerealiseerd op gronden die voor een deel in mede-eigendom toebehoren aan [wederpartijen]. Voorts is gebleken dat vooralsnog geen concreet zicht op legalisatie van de berging bestaat, nu het ontwerpbestemmingsplan voor de kern Maasland nog niet ter inzage is gelegd. Gelet hierop zal het college, indien het binnen de gestelde termijn uitvoering moet geven aan de aangevallen uitspraak, slechts een besluit kunnen nemen ertoe strekkende dat ten aanzien van de berging handhavend wordt opgetreden. Ter zitting is evenwel gebleken dat het college voornemens is in het nieuwe bestemmingplan, dat in concept gereed is, de berging positief te bestemmen, zodat vrijstelling, noch de daarbij te verrichten afweging in het kader waarvan de civielrechtelijke belemmering is betrokken, meer nodig is. Anderzijds kunnen [wederpartijen] hun privaatrechtelijke aanspraak op de grond waarop de berging gedeeltelijk is gerealiseerd in een civielrechtelijke procedure aan de orde stellen. Door hen zijn overigens geen belangen gesteld die zich ertegen verzetten dat hangende hoger beroep geen nieuwe beslissing op de tegen het besluit van 8 november 2005 gemaakte bezwaren behoeft te worden genomen. Onder voormelde omstandigheden bestaat aanleiding het verzoek toe te wijzen.
2.4. Gelet hierop ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college geen nieuw besluit op het bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op de hoger beroepen heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2008
392.