ECLI:NL:RVS:2008:BC3020

Raad van State

Datum uitspraak
22 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708151/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • J.W. Prins
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen boetes opgelegd door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 januari 2008 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door [verzoekster] tegen de besluiten van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die op 22 en 28 november 2006 boetes had opgelegd van respectievelijk € 32.000, € 48.000 en € 24.000 wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had de bezwaren van [verzoekster] tegen deze boetes ongegrond verklaard.

De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch had op 27 september 2007 het beroep van [verzoekster] ongegrond verklaard. Hiertegen heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de rechtsgevolgen van de besluiten van de minister opgeschort zouden worden totdat op het hoger beroep was beslist. Tijdens de zitting op 9 januari 2008 is het verzoek behandeld.

[verzoekster] voerde aan dat het innen van de boetes zou leiden tot grote financiële problemen. De voorzitter oordeelde echter dat [verzoekster] niet aannemelijk had gemaakt dat zij in een financiële noodsituatie zou komen door de boetes. Bovendien werd opgemerkt dat er mogelijkheden zijn voor een betalingsregeling. De voorzitter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening geen spoedeisend belang had en wees het verzoek af.

De beslissing werd genomen door mr. H. Troostwijk, als voorzitter, in aanwezigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van Staat. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 22 januari 2008.

Uitspraak

200708151/2.
Datum uitspraak: 22 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak in de zaken nrs. 07/2525 en 07/2526, 07/2587 en 07/2588, en 07/2589 en 07/2590 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 27 september 2007 in de gedingen tussen:
verzoekster,
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 22 en 28 november 2006 heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan [verzoekster] boetes van onderscheidenlijk € 32.000, € 48.000 en € 24.000 opgelegd wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen.
Bij besluiten van 19 en 26 juni 2007 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de minister) de daartegen door [verzoekster] gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 september 2007, verzonden op 16 oktober 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch, voor zover thans van belang, het daartegen door [verzoekster] ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 november 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 20 december 2007.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 november 2007, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 januari 2008, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. T.I.P. Jeltema, advocaat te Veldhoven, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.C. Puister en mr. J.J.A. Huisman, beiden werkzaam bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de rechtsgevolgen van de besluiten van de minister van 19 en 26 juni 2007 worden opgeschort totdat op het hoger beroep is beslist.
2.2. Van de zijde van [verzoekster] is aangevoerd dat, indien de haar opgelegde boetes hangende hoger beroep worden geïnd, dit bij haar tot grote financiële problemen zal leiden. Aan het verzoek is aldus louter een financieel belang ten grondslag gelegd.
[verzoekster] heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat zij door de opgelegde boetes in een financiële noodsituatie zal komen te verkeren. Voorts heeft de minister ter zitting uiteengezet dat voor [verzoekster] de mogelijkheid blijft openstaan een betalingsregeling te treffen, waarbij de betaling van de boete over een periode van maximaal twaalf maanden kan worden gespreid. Tot slot zal naar verwachting de hoofdzaak binnen niet al te lange termijn ter zitting worden behandeld.
Onder deze omstandigheden ontbeert het verzoek het voor het inwilligen daarvan noodzakelijke spoedeisende belang en bestaat voor het treffen van de gevraagde voorziening geen aanleiding. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Prins
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2008
363.