Datum uitspraak: 30 januari 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. SBR 06/2582 van de rechtbank Utrecht van 6 juni 2007 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Soest.
Bij besluit van 31 augustus 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Soest (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een bouwvergunning verleend voor het verbouwen en uitbreiden van het woonhuis op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Soest, sectie […], nummer […].
Bij besluit van 24 mei 2006 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college het besluit van 31 augustus 2004 herzien in die zin dat de verleende bouwvergunning, voor zover die ziet op het te (ver)bouwen balkon, in stand wordt gelaten en ten aanzien van de overige bouwwerken wordt herroepen, omdat het bouwvergunningsvrije bouwwerken betreft.
Bij uitspraak van 6 juni 2007, verzonden op 7 juni 2007, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juli 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 september 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 januari 2008, waar [appellant], het college, vertegenwoordigd door mr. S.F. Supusepa, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. ing. T. Steenbeek, zijn verschenen.
2.1. Het bouwplan waarop het besluit van 24 mei 2006 betrekking heeft, voorziet in het aanbouwen van een bergruimte aan de zijkant van het woonhuis, het uitbreiden van de keuken aan de achterzijde van het woonhuis en het verbouwen van het bestaande balkon.
2.2. Ingevolge artikel 43, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet is in afwijking van artikel 40, eerste lid, geen bouwvergunning vereist voor het bouwen dat bij algemene maatregel van bestuur is aangemerkt als van beperkte betekenis, waarbij tevens voorschriften kunnen worden gegeven omtrent het gebruik van het bouwwerk of de standplaats. Ingevolge artikel 2, aanhef en onder a, van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (hierna: het Bblb), wordt, behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 4, als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de wet aangemerkt: het bouwen van een op de grond staande aan- of uitbouw van één bouwlaag aan een bestaande woning of een bestaand woongebouw, die strekt tot vergroting van het woongenot, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:
a) de oorspronkelijke achtergevel op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen of
b) een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel op meer dan 1 m van het voorerf en meer dan 1 m van het naburige erf,
4º minder dan 2,5 m diep,
Ingevolge artikel 2, aanhef en onder b, van het Bblb, wordt, behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 4, als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de wet aangemerkt: het bouwen van een op de grond staand bijgebouw van één bouwlaag bij een bestaande woning of bestaand woongebouw, dat of die strekt tot vergroting van het woongenot, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:
a) het achtererf op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen, of
b) een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijerf op meer dan 1 m van het voorerf, en
c) indien de bruto-oppervlakte van het bijgebouw of de overkapping meer is dan 10 m²: meer dan 1 m van het naburige erf,
2.3. Tussen partijen is niet in geschil dat de in het bouwplan aan de achterzijde van het woonhuis gesitueerde uitbreiding van de keuken een uitbouw is, die voldoet aan de in artikel 2, aanhef en onder a, van het Bblb opgenomen criteria voor bouwen van beperkte betekenis. Een bouwvergunning voor dat bouwwerk is derhalve niet vereist.
2.4. [appellant] betoogt, zakelijk weergegeven, dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de in het bouwplan opgenomen bergruimte aan de zijkant van het woonhuis een bijgebouw is dat bouwvergunningsvrij kan worden gebouwd. Volgens [appellant] is de bergruimte, in afwijking van de bouwtekening, thans bij de keuken getrokken zodat sprake is van een aanbouw waarvoor, nu op minder dan één meter van het naburige erf is gebouwd, een bouwvergunning is vereist. Het college is er volgens [appellant] steeds van op de hoogte geweest dat een uitbreiding van de keuken zou worden gerealiseerd in plaats van een bergruimte, zodat het college de aanvraag reeds daarom had moeten afwijzen.
2.4.1. Bij de beoordeling of sprake is van een aan- of uitbouw dan wel een bijgebouw dient het bouwplan als uitgangspunt. Uit de door de welstandscommissie van de gemeente Soest op 28 mei 2004 akkoord bevonden bouwtekening, zoals laatstelijk gewijzigd op 13 mei 2004, die behoort bij het bouwplan waarop het besluit van 24 mei 2006 betrekking heeft, blijkt dat de ruimte die aan de zijkant van het woonhuis is voorzien niet in directe verbinding met het woonhuis staat en de bestemming bergruimte heeft. Om te kunnen beoordelen of de bergruimte vergunningsvrij is, moet worden bepaald of de bergruimte kan worden aangemerkt als een aan- of uitbouw dan wel als een bijgebouw in de zin van artikel 2 van het Bblb.
2.4.2. Gelet op onder meer de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2005 in zaak nr.
200501171/1is een bijgebouw volgens de in de jurisprudentie ontwikkelde criteria een gebouw dat ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een ander gebouw, het hoofdgebouw. De ondergeschiktheid geldt zowel in bouwkundig als in functioneel opzicht. Gelet op de geringe omvang van de onderhavige bergruimte ten opzichte van het woonhuis, het ontbreken van een directe doorgang naar het woonhuis en het gebruik volgens het bouwplan als bergruimte ten dienste van het woonhuis, moet de bergruimte worden aangemerkt als een bijgebouw in de zin van artikel 2, aanhef en onder b, van het Bblb. Volgens de bouwtekening heeft de bergruimte een oppervlakte van 8,1 m², zodat deze niet hoeft te worden gebouwd met inachtneming van een afstand van minstens één meter tot het naburig erf. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht overwogen dat het bouwen van de bergruimte voldoet aan de in gelet op artikel 2, aanhef en onder b, van het Bblb vermelde kenmerken en derhalve is aan te merken als bouwen van beperkte betekenis. Het betoog van [appellant] dat de bergruimte niet is aan te merken als een vergunningsvrij bouwwerk faalt derhalve.
2.4.3. Dat, naar [appellant] betoogt, in werkelijkheid geen bergruimte is gerealiseerd maar een uitbreiding van de keuken, doet aan het voorgaande niet af, nu het bouwplan bepalend is voor de beoordeling of een bouwvergunning is vereist. Dat de gemeente er steeds van op de hoogte was dat een uitbreiding van de keuken gerealiseerd zou worden, wat daar ook van zij, maakt dat niet anders. Het voorgaande laat echter onverlet dat, indien en voor zover in afwijking van het goedgekeurde bouwplan is gebouwd, het college daartegen handhavend kan optreden.
2.5. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank eraan voorbij is gegaan dat in afwijking van het bouwplan een balkon is gerealiseerd faalt, reeds omdat hij in beroep geen gronden heeft aangevoerd tegen het in bezwaar gehandhaafde besluit het balkon te vergunnen.
2.6. Het betoog dat de bestaande kelder onder het woonhuis, in afwijking van het bouwplan is uitgebreid, kan evenmin tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Ter beoordeling ligt voor het bouwplan, dat ten grondslag ligt aan het besluit van 24 mei 2006. Hieruit blijkt niet van het bouwen of uitbreiden van een kelder. Indien en voor zover in afwijking van het bouwplan wel een kelder is gebouwd of uitgebreid, kan het college daartegen handhavend optreden.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Wilbers-Taselaar
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2008