ECLI:NL:RVS:2008:BC3040

Raad van State

Datum uitspraak
30 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200608795/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • J.R. Schaafsma
  • R.H. Lauwaars
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Geluidzone Industrielawaai Buitenvaart II vastgesteld door de gemeente Hoogeveen

Op 30 januari 2008 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Geluidzone Industrielawaai Buitenvaart II" dat op 23 februari 2006 door de raad van de gemeente Hoogeveen is vastgesteld. Het college van gedeputeerde staten van Drenthe had op 10 oktober 2006 goedkeuring verleend aan dit plan. Tegen deze goedkeuring hebben appellanten, wonend in Hoogeveen, beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak werd behandeld op 9 oktober 2007, waarbij de appellanten vertegenwoordigd waren door ir. G. Achterveld en de verweerder door ambtenaren van de provincie Drenthe. Ook de raad van de gemeente Hoogeveen en de coöperatieve vereniging "DOC Kaas B.A." waren als partijen aanwezig.

De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het college van gedeputeerde staten de taak heeft om te onderzoeken of het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De appellanten voerden aan dat het besluit mogelijk onbevoegd was genomen, maar de Afdeling concludeerde dat het besluit op de juiste datum was genomen. Ook werd gesteld dat het besluit in strijd was met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, maar de Afdeling oordeelde dat er geen verplichting was om in het dictum naar de motivering te verwijzen.

Verder werd aangevoerd dat het akoestisch rapport niet integraal deel uitmaakte van de plantoelichting en dat de plankaart niet duidelijk was. De Afdeling oordeelde dat de plantoelichting de uitkomsten van het akoestisch rapport bevatte en dat de geluidzones op de plankaart voldoende rechtszekerheid boden. Uiteindelijk concludeerde de Afdeling dat de appellanten geen aanleiding hadden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het besluit. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200608795/1.
Datum uitspraak: 30 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 februari 2006 heeft de raad van de gemeente Hoogeveen (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Geluidzone Industrielawaai Buitenvaart II" vastgesteld.
Verweerder heeft bij besluit van 10 oktober 2006, kenmerk 5.2/2006002923, beslist over de goedkeuring van het plan.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 december 2006, beroep ingesteld.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 7 mei 2007. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
Er is nog een nader stuk ontvangen van de gemeente. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2007, waar [appellanten], vertegenwoordigd door ir. G. Achterveld, en verweerder, vertegenwoordigd door G. Folmer en J. Grotenhuis, ambtenaren in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn als partijen gehoord de raad, vertegenwoordigd door J.H. de Zeeuw, A.W.J. Wijngaarden, H.V. van der Velde, J. Blom en H.J. de Jong-Bouman, alsmede de coöperatieve vereniging met beperkte aansprakelijkheid "DOC Kaas B.A.", vertegenwoordigd door mr. P.C.M. Heinen, advocaat te Arnhem.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het plan voorziet in de geluidzones vanwege het bedrijventerrein dat is voorzien in het op 23 februari 2006 door de raad vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerrein Buitenvaart II", voor zover deze geluidzones vallen buiten de grenzen van het plangebied van laatstgenoemd bestemmingsplan. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan geheel goedgekeurd.
2.3. Appellanten voeren aan dat het bestreden besluit mogelijk onbevoegd is genomen, aangezien dit besluit niet op de besluitenlijst van 10 oktober 2006 voorkomt, maar wel op de besluitenlijst van 17 oktober 2006.
Blijkens de stukken heeft verweerder het bestreden besluit op 10 oktober 2006 genomen. Derhalve bestaat er geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit - wat ook zij van de vermelding daarvan op de besluitenlijst - onbevoegd zou zijn genomen.
2.4. Appellanten stellen dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:46 van de Awb, aangezien in het dictum niet wordt verwezen naar de (algemene) overwegingen.
Anders dan appellanten veronderstellen, vloeit uit artikel 3:46 van de Awb niet de verplichting voort om in het dictum van het bestreden besluit te verwijzen naar de motivering die aan dit besluit ten grondslag is gelegd. Hetgeen appellanten aanvoeren, leidt daarom niet tot het oordeel dat het bestreden besluit in strijd is met dit artikel.
2.5. Appellanten voeren aan dat het aan het plan ten grondslag liggende akoestisch rapport ten onrechte geen integraal deel uitmaakt van de plantoelichting.
In de plantoelichting zijn de uitkomsten van betreffende akoestisch rapport neergelegd. Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen appellanten hebben aangevoerd geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het plan niet in overeenstemming met artikel 12, tweede lid, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 tot stand is gekomen.
2.6. Appellanten voeren aan dat uit de plankaart niet duidelijk blijkt waar de geluidzones vanwege het bedrijventerrein zijn gesitueerd.
De geluidzones rondom het zuidelijk en noordelijk blok van het bedrijventerrein zijn op de plankaart aangegeven met een paarse ononderbroken lijn. De Afdeling ziet in hetgeen appellanten hebben aangevoerd geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de geluidzones op de plankaart niet met de vereiste rechtszekerheid zijn aangegeven.
2.7. Appellanten voeren aan dat verweerder zich in het bestreden besluit ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bestemmingsplan "Geluidzone industrielawaai Buitenvaart II" van 29 januari 2004 onherroepelijk is.
Het plan waaraan verweerder bij het bestreden besluit goedkeuring heeft verleend, vervangt het bestemmingsplan "Geluidzone industrielawaai Buitenvaart II" van 29 januari 2004. Het antwoord op de vraag of laatstgenoemd bestemmingsplan al dan niet onherroepelijk is, is niet van belang voor de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
2.8. De conclusie is dat hetgeen appellanten hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarin wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is daarom ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. R.H. Lauwaars, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Jansen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2008
399.