ECLI:NL:RVS:2008:BC3056

Raad van State

Datum uitspraak
30 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200704614/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • P.A. Offers
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhavend optreden tegen muziekoptreden in openluchttheater

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin het college van burgemeester en wethouders van Gaasterlân-Sleat werd aangesproken op zijn besluit om niet handhavend op te treden tegen een gepland muziekoptreden van de Trûbadours op 9 juli 2006. Het college had eerder, bij besluit van 28 juni 2006, medegedeeld dat er geen handhaving zou plaatsvinden. Dit besluit werd op schrift gesteld in een brief van 31 juli 2006. Appellanten, die bezwaar maakten tegen dit besluit, zagen hun bezwaar door het college niet-ontvankelijk verklaard op 28 november 2006. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank, die op 30 mei 2007 oordeelde dat het bezwaar van appellanten gegrond was en het besluit van het college vernietigde.

Appellanten gingen in hoger beroep bij de Raad van State, waar de zaak op 7 januari 2008 werd behandeld. Tijdens deze zitting waren de partijen niet verschenen. De Raad van State overwoog dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat appellanten stelden dat zij wel degelijk rechtsbijstand hadden ontvangen. De Raad van State concludeerde echter dat de verleende rechtsbijstand niet als beroepsmatig kon worden aangemerkt, omdat de betrokken gemachtigde een andere, nagenoeg volledige betrekking had. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep ongegrond was en dat de uitspraak van de rechtbank bevestigd diende te worden. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

200704614/1.
Datum uitspraak: 30 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/104 van de rechtbank Leeuwarden van 30 mei 2007 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Gaasterlân-Sleat.
1. Procesverloop
Bij mondeling aan appellanten medegedeeld besluit van 28 juni 2006, op schrift gesteld bij brief van 31 juli 2006, heeft het college van burgemeester en wethouders van Gaasterlân-Sleat (hierna: het college) geweigerd handhavend op te treden tegen een op 9 juli 2006 geprogrammeerd muziekoptreden van de Trûbadours in het openluchttheater aan de Enkhuizerlaan 8 te Rijs, gemeente Gaasterlân-Sleat (hierna: het perceel).
Bij besluit van 28 november 2006 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 30 mei 2007, verzonden op 31 mei 2007, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellanten] ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 28 november 2006 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief van 10 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 11 juli 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij faxbericht van 3 januari 2008 hebben [appellanten] op verzoek van de Voorzitter van de meervoudige kamer nadere informatie verstrekt. Deze is aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 januari 2008, waar partijen, met kennisgeving, niet zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) - voor zover thans van belang - is de rechtbank bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten, die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij die rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.2. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat geen aanleiding bestaat voor een proceskostenveroordeling nu niet is gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daartoe voeren zij aan dat hun wel zodanige rechtsbijstand is verleend.
2.3. Dit betoog faalt. In artikel 1, aanhef en sub a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het besluit) is bepaald dat een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb uitsluitend betrekking kan hebben op de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 2 februari 1998, in zaak nr. H01.96.0946 (aangehecht ter voorlichting van partijen) is daarbij van belang dat het verlenen van rechtsbijstand een vast onderdeel vormt van een duurzame, op het vergaren van een inkomen gerichte taakuitoefening. Nu blijkens de door de gemachtigde van [appellanten] verstrekte informatie vast staat dat deze, naast het geven van juridisch advies, nagenoeg een volledige betrekking elders heeft, kan niet worden gesproken van beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de zin van voormelde bepaling. Dat het door hem genoemde juridisch adviesbureau is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken in Leeuwarden en een BTW-nummer heeft, doet aan het ontbreken van een op het vergaren van een inkomen gerichte taakuitoefening niet af.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2008
429-476.