Datum uitspraak: 30 januari 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06-12228 van de rechtbank Haarlem van 7 mei 2007 in het geding tussen:
Bij besluit van 14 juli 2006 heeft appellant (hierna: het college) geweigerd aan [wederpartij] bouwvergunning te verlenen voor het verbouwen van een bedrijfsgebouw tot bedrijfsgebouw met bedrijfswoning aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 9 november 2006 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 mei 2007, verzonden op 16 mei 2007, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 9 november 2006 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 26 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 6 augustus 2007 heeft [wederpartij] een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 januari 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. S.I. Hiemstra, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartij], bijgestaan door mr. H.F. Dijkstra, advocaat te Purmerend, zijn verschenen.
2.1. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Industrieterrein West-Knollendam" (hierna: het bestemmingsplan), waarin aan het perceel de bestemmingen "Openbaar groen, plantsoen of berm, groenstrook" en "water" zijn toegekend.
2.2. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat met het besluit van 9 november 2006 het vertrouwensbeginsel is geschonden. Daartoe voert het aan dat er namens hem geen toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegde ambtenaar, waaraan [wederpartij] het in rechte te honoreren vertrouwen mocht ontlenen dat hem bouwvergunning en vrijstelling zou worden verleend.
2.2.1. Het betoog slaagt. Aan [wederpartij] zijn door een ambtenaar van het "Front Office Bouwen en Wonen" van de gemeente Zaanstad inlichtingen verstrekt omtrent de door hem beoogde realisering van een bedrijfswoning op het perceel. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het "Front Office Bouwen en Wonen" een publieksbalie is waar informatie wordt verstrekt op het gebied van bouwen en wonen. Daargelaten wat de door voornoemde ambtenaar verstrekte informatie inhield, hij was niet bevoegd op aanvragen om bouwvergunning te beslissen, zodat [wederpartij] reeds hierom aan deze informatie volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling niet het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat het college de voor het bouwplan benodigde vrijstelling en bouwvergunning zou verlenen.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het besluit van 9 november 2006 beoordelen in het licht van de daartoe in eerste aanleg voorgedragen beroepsgronden, voor zover die gelet op hetgeen hiervoor is overwogen nog bespreking behoeven.
2.4. [wederpartij] betoogt, onder verwijzing naar foto's van bedrijfswoningen die ten tijde van de zitting bij de rechtbank op het bedrijventerrein in aanbouw waren, dat het besluit van 9 november 2006 in strijd met het gelijkheidsbeginsel is genomen.
2.4.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat na de vaststelling van het voorontwerp bestemmingsplan "Molletjesveer" in 2005 een beleidswijziging heeft plaatsgevonden die inhoudt dat geen vrijstellingen meer worden verleend voor nieuwe bedrijfswoningen. [wederpartij] heeft niet aannemelijk gemaakt dat na deze beleidswijziging voor de door hem bedoelde bedrijfswoningen bouwvergunningen zijn verleend. Het betoog faalt reeds hierom.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 7 mei 2007 in zaak nr. 06-12228;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. R. van der Spoel, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Boermans
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2008