ECLI:NL:RVS:2008:BC3058

Raad van State

Datum uitspraak
30 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200704236/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • P.A. Offers
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor landhuis op perceel in Naarden en de rol van natuurbeschermingswetgeving

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vereniging 'Vereniging Leefmilieu het Gooi, de Vechtstreek en omstreken' tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 7 mei 2007 het beroep van de vereniging ongegrond verklaarde. De zaak betreft de bouwvergunning die op 8 juni 2005 door het college van burgemeester en wethouders van Naarden is verleend aan [vergunninghoudster] voor de bouw van een landhuis op een perceel in Naarden. De vereniging had bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop de vereniging in hoger beroep ging bij de Raad van State.

De Raad van State heeft op 30 januari 2008 uitspraak gedaan. De vereniging betoogde dat de rechtbank niet had gekeken naar nieuwe ontwikkelingen in het natuurbeschermingsrecht, zoals de Flora- en Faunawet en de Ecologische Hoofdstructuur. De Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de weigeringsgronden van de Woningwet niet van toepassing waren. De Raad benadrukte dat bij de beslissing op een aanvraag om bouwvergunning, waarvoor geen vrijstelling nodig is, geen ruimte bestaat voor een toets aan de Flora- en Faunawet. De inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet 1998 had geen invloed op de beoordeling van de bouwvergunning in deze zaak.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad van State oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 30 januari 2008.

Uitspraak

200704236/1.
Datum uitspraak: 30 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging "Vereniging Leefmilieu het Gooi, de Vechtstreek en omstreken", gevestigd te Hilversum,
appellante,
tegen de uitspraak in de zaken nrs. 05/4649, 05/5086 en 05/5219 van de rechtbank Amsterdam van 7 mei 2007 in het geding tussen:
1. de stichting "Stichting Administratiekantoor Onroerend Goed Keizerskraaij", gevestigd te Naarden,
2. appellante
3. [vergunninghoudster], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Naarden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 juni 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Naarden (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] bouwvergunning eerste fase verleend voor de bouw van een landhuis op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 27 september 2005 heeft het college, voor zover thans van belang, het door appellante (hierna: de vereniging) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 mei 2007, verzonden op 8 mei 2007, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door de vereniging daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vereniging bij brief van 17 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op 19 juni 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 9 augustus 2007 heeft vergunninghoudster een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij brief van 21 augustus 2007 heeft het college een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 januari 2008, waar namens de vereniging [bestuursleden] en het college, vertegenwoordigd door W.M. Blommestein, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. G.J.A.M. Bogaers, advocaat te Laaren.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 56a, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 44 van de Woningwet, mag alleen en moet een reguliere bouwvergunning eerste fase worden geweigerd, indien - samengevat weergegeven - het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft niet voldoet aan de gemeentelijke bouwverordening, het bouwen in strijd is met het bestemmingsplan, het bouwwerk niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand of voor het bouwen een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 is vereist en deze niet is verleend.
2.2. De vereniging betoogt dat de rechtbank, door te oordelen dat zich geen van de weigeringsgronden van artikel 56a, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 44 van de Woningwet, voordoen zodat de bouwvergunning verleend diende te worden, voorbij is gegaan aan nieuwe ontwikkelingen in het natuurbeschermingsrecht, in het bijzonder de vaststelling van de Flora- en Faunawet en de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur (hierna: de (P)EHS).
De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat, gelet op het limitatieve en imperatieve karakter van artikel 56a, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 44 van de Woningwet, bij de beslissing op een aanvraag om bouwvergunning waarvoor geen vrijstelling nodig is, geen ruimte bestaat voor een toets aan de Flora- en Faunawet en een beoordeling van de door de vereniging gestelde waarden in verband met de ligging in de (P)EHS. De inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet 1998, zoals gewijzigd bij de Wet van 20 januari 2005 tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen (Staatsblad 2005, 195) en de na de Woningwet gewijzigde Flora- en Faunawet hebben in dit stelsel geen verandering gebracht. Zo de door de vereniging gestelde natuurwaarden al in het geding zijn, kunnen deze in het kader van de toepassing van deze wetten aan de orde worden gesteld.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. R. van der Spoel, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Boermans
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2008
429-476.