ECLI:NL:RVS:2008:BC3059

Raad van State

Datum uitspraak
30 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703623/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor berging op perceel met bestemming 'woningen in niet gestapelde vorm'

In deze zaak heeft de Raad van State op 30 januari 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Velsen om een vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor een berging op een perceel in Velserbroek. Het college had op 18 april 2006 besloten om de vergunning te weigeren, omdat de oprichting van een berging niet in overeenstemming was met het geldende uitwerkingsplan, dat de bestemming 'woningen in niet gestapelde vorm' met de aanduiding 'onbebouwbaar erf, carport toegestaan' had. Appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar op 29 augustus 2006 ongegrond.

De rechtbank Haarlem verklaarde op 10 april 2007 het beroep van appellant tegen de beslissing van het college ongegrond. Appellant ging hiertegen in hoger beroep bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 15 januari 2008 werd appellant bijgestaan door zijn advocaat, mr. B.A. Zevenbergen, terwijl het college werd vertegenwoordigd door drs. W. Dooijes.

De Raad van State overwoog dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college niet in redelijkheid had kunnen besluiten om geen vrijstelling te verlenen. De Raad bevestigde dat de berging in de voorruimte van het perceel de open en transparante uitstraling van de woningen zou aantasten, zoals aangegeven in het rapport van de gemeentelijke stedenbouwkundige. Appellant had niet met voldoende bewijs aangetoond dat de weigering onterecht was. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200703623/1.
Datum uitspraak: 30 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 10 april 2007
in zaak no. AWB 06-10205 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Velsen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 april 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Velsen (hierna: het college) geweigerd appellant vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor een op het perceel [locatie] (hierna: het perceel) te [plaats] gerealiseerde berging.
Bij besluit van 29 augustus 2006 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 april 2007, verzonden op 16 april 2007, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 24 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 17 augustus 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2008, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. B.A. Zevenbergen, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door drs. W. Dooijes, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het geldende uitwerkingsplan "Velserbroek 33e uitwerking" (hierna: het plan) rust op het perceel de bestemming "woningen in niet gestapelde vorm" met de aanduiding "onbebouwbaar erf, carport toegestaan". Oprichting van een berging is daarop niet toegestaan.
2.2. Appellant betoogt tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren om krachtens artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling van het plan te verlenen. De rechtbank heeft terecht in het in beroep aangevoerde geen grond gevonden voor het oordeel dat het college niet aldus heeft mogen vasthouden aan het ter zake gevoerde beleid om de voorruimten van de onder architectuur gebouwde woningen aan de [locatie] open en transparant te houden en contact tussen de verblijfsruimten van de woningen en de straat mogelijk te maken. Volgens het rapport van de gemeentelijke stedenbouwkundige van 28 maart 2006 worden deze uitgangspunten door de berging in de voorruimte van het perceel geweld aangedaan. Appellant heeft dit oordeel niet met een rapport van een ter zake deskundige bestreden.
2.3. Het betoog van appellant dat de rechtbank heeft miskend dat hij in het bezwaarschrift heeft aangeboden om de berging aan de voorzijde te voorzien van een raam faalt evenzeer, omdat het college had te beslissen op de aanvraag om bouwvergunning, zoals die door appellant is ingediend.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Boot
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2008
202.