ECLI:NL:RVS:2008:BC3596

Raad van State

Datum uitspraak
31 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708279/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Centrum Venray

Op 31 januari 2008 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een groep verzoekers tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg, dat op 2 oktober 2007 goedkeuring had verleend aan het bestemmingsplan 'Centrum Venray', vastgesteld door de raad van de gemeente Venray op 27 maart 2007. De verzoekers stelden dat het nieuwe bestemmingsplan een onterecht inperking van de bouwmogelijkheden met zich meebracht voor twee percelen, waarvan zij belanghebbenden zijn. Ze verzochten om schorsing van het besluit, zodat het eerdere bestemmingsplan van kracht zou blijven.

Tijdens de zitting op 18 januari 2008, waar de verzoekers en de raad vertegenwoordigd door C. Celissen aanwezig waren, werd het verzoek behandeld. De voorzitter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen. Hij gaf aan dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De voorzitter concludeerde dat de verzoekers niet gebaat zijn bij schorsing van het besluit, omdat dit niet het gewenste resultaat zou opleveren. Bovendien werd opgemerkt dat de aanhoudingsplicht in de Woningwet niet toestaat dat de bouwmogelijkheden van het eerdere plan benut kunnen worden in afwachting van de bodemprocedure.

Uiteindelijk werd het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

200708279/2.
Datum uitspraak: 31 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers],
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 oktober 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Venray (hierna: de raad) bij besluit van 27 maart 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Centrum Venray".
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 november 2007, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 november 2007, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 januari 2008, waar [verzoekers], vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen. Voorts is de raad, vertegenwoordigd door C. Celissen, verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek heeft betrekking op de percelen [locatie 1], ten aanzien waarvan [1 verzoeker] belanghebbende is, en [locatie 2], ten aanzien waarvan de overige verzoekers belanghebbend zijn.
2.2.1. Verzoekers stellen, kort gezegd, dat het plan ten onrechte een inperking van de bouwmogelijkheden van beide percelen ten opzichte van het voorafgaande bestemmingsplan met zich brengt. Verzoekers hebben ter zitting toegelicht dat het belang bij het treffen van een voorlopige voorziening er uit bestaat dat ten aanzien van het perceel [locatie 1] het voornemen bestaat tot verbouw, uitbreiding, of nieuwbouw, hetgeen afhankelijk is van de mogelijkheden van het bestemmingsplan. Ten aanzien van het perceel [locatie 2] zijn al geruime tijd onderhandelingen gaande over verkoop van dit perceel, waarop het bestemmingsplan vanwege de inperking van mogelijkheden een negatieve invloed heeft. In verband hiermee wensen zij schorsing van het bestreden besluit zodat voor de percelen het voorafgaande bestemmingsplan geldt.
2.2.2. Verzoekers zijn niet gebaat bij schorsing van het bestreden besluit aangezien daarmee niet het door hen gewenste resultaat kan worden bereikt. Gelet op de in artikel 50, eerste en tweede lid, van de Woningwet opgenomen aanhoudingsplicht brengt, anders dan verzoekers veronderstellen, het in werking zijn van het aan dit plan voorafgaande plan niet met zich dat de bouwmogelijkheden van dat plan, in afwachting van de behandeling van de bodemzaak door de Afdeling, alsnog kunnen worden benut.
2.3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Langeveld
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2008
317.