ECLI:NL:RVS:2008:BC3622

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703836/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor dakterras op perceel in Heerlen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht over de verlening van een bouwvergunning voor het aanbrengen van een dakterras op een woning in Heerlen. Het college van burgemeester en wethouders van Heerlen had op 15 maart 2005 een vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het dakterras. Echter, na bezwaar van de appellant, heeft het college op 1 november 2005 het besluit herroepen. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het besluit van 11 september 2006 ongegrond. De appellant ging in hoger beroep bij de Raad van State, waarbij hij stelde dat de rechtbank ten onrechte aannam dat vrijstelling van het bestemmingsplan vereist was voor de bouwvergunning. De Raad van State oordeelde dat de uitbreiding van de woning niet in strijd was met het bestemmingsplan "Eikenderveld" en dat de argumenten van de appellant niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van de gronden.

Uitspraak

200703836/1.
Datum uitspraak: 6 februari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Heerlen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 25 april 2007 in zaak no. AWB 06/2217 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (hierna: het college) [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het aanbrengen van een dakterras op het perceel [locatie] te Heerlen.
Bij besluit van 1 november 2005 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 15 maart 2005 herroepen.
Tegen het besluit van 1 november 2005 heeft [vergunninghouder] beroep ingesteld bij de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank).
Bij besluit van 11 september 2006 heeft het college het tegen het besluit van 15 maart 2005 gemaakte bezwaar door appellant alsnog ongegrond verklaard.
[vergunninghouder] heeft vervolgens het door hem ingestelde beroep ingetrokken.
Bij uitspraak van 25 april 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door appellant tegen het besluit van 11 september 2006 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 4 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 2 juli 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 20 augustus 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. H.J.A. Bertholet, ambtenaar in dienst van de gemeente is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft het aanbrengen van het terras op het dak van het gedeelte van de woning dat in gebruik is als kinderkamer terecht aangemerkt als uitbreiding van de woning.
Zij heeft echter ten onrechte aangenomen dat, om bouwvergunning voor het bouwplan te kunnen verlenen, vrijstelling van het bestemmingsplan krachtens artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vereist is. De voorziene uitbreiding van de woning is niet in strijd met de voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Eikenderveld". Dat heeft appellant ook niet aangevoerd.
Onder deze omstandigheden kan het betoog van appellant dat de verleende vrijstelling op een onjuiste afweging van zijn belangen berust niet leiden tot het ermee door hem beoogde doel.
Hetgeen appellant verder heeft aangevoerd kan evenmin leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, zij het met verbetering van de gronden waarop deze rust, te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak met verbetering van de gronden waarop deze rust.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2008
202.