ECLI:NL:RVS:2008:BC4217
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H. Troostwijk
- M.M. van der Smissen
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake intrekking verklaring van geen bezwaar door de minister van Binnenlandse Zaken
Op 5 februari 2008 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de minister) een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op de intrekking van de verklaring van geen bezwaar voor het uitoefenen van een vertrouwensfunctie die eerder aan [wederpartij] was afgegeven. De minister had deze intrekking op 12 april 2007 gedaan, maar het bezwaar van [wederpartij] tegen deze intrekking werd door de minister ongegrond verklaard op 3 september 2007. Hierop heeft [wederpartij] beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 19 november 2007 het beroep gegrond verklaarde en de minister opdroeg om het besluit van 12 april 2007 te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op het bezwaarschrift.
De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 31 januari 2008 zijn zowel de minister, vertegenwoordigd door mr. M.A. Eckhardt, als [wederpartij], bijgestaan door mr. J.L. Veenstra, aanwezig geweest. De voorzitter heeft overwogen dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet op voorhand kan worden afgewezen en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De voorzitter heeft uiteindelijk besloten dat de minister geen nieuw besluit hoeft te nemen op het bezwaar van [wederpartij] totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist, en heeft de schorsing van het besluit van 12 april 2007 opgeheven.
Deze uitspraak heeft een voorlopig karakter en is niet bindend voor de bodemprocedure. De voorzitter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het in het belang van de rechtszekerheid is om de minister niet te verplichten tot een nieuw besluit totdat er een definitieve uitspraak is gedaan.