ECLI:NL:RVS:2008:BC4639
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- K. Brink
- M.J. van der Zijpp
- Rechtspraak.nl
Vergunningverlening voor opslag en verkoop van vuurwerk in Terneuzen
Op 30 maart 2007 verleende het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen een vergunning aan [vergunninghouder] voor de oprichting en exploitatie van een inrichting voor de opslag en verkoop van vuurwerk aan [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 19 april 2007 ter inzage gelegd. Tegen deze vergunning hebben [appellant] en anderen op 30 mei 2007 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun gronden op 20 juni 2007 aanvulden. Het college diende een verweerschrift in en na het vooronderzoek werden nadere stukken van [appellant] en anderen ontvangen en aan de andere partijen toegezonden. De zaak werd door een meervoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak verwezen naar een enkelvoudige kamer.
De zitting vond plaats op 11 januari 2008, waar het college vertegenwoordigd was door C.J. Ritico en E. Jansen-Verplanke, en [vergunninghouder] bijgestaan door A.M.W.A.M van der Linden. Tijdens de zitting voerden [appellant] en anderen aan dat de reactie van het college op hun zienswijzen onvoldoende gemotiveerd was. Het college had echter in het bestreden besluit ingegaan op de zienswijzen, en de Raad van State oordeelde dat de reactie niet onvoldoende was, ook al kwam deze overeen met eerdere reacties op andere zienswijzen.
Daarnaast stelden [appellant] en anderen dat de vestiging van de inrichting nabij andere bebouwing onterecht was toegestaan vanwege veiligheidsrisico's. De Raad van State oordeelde dat het college de veiligheidsafstanden, zoals vastgelegd in het Vuurwerkbesluit, in acht had genomen en dat er geen grond was voor weigering van de vergunning. De argumenten van [appellant] en anderen die betrekking hadden op planologie werden niet relevant geacht voor de beoordeling van de vergunning op basis van de Wet milieubeheer.
Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 20 februari 2008.