Datum uitspraak: 20 februari 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/3381 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 11 juni 2007 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Bladel.
Bij besluit van 7 februari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bladel (hierna: het college) geweigerd aan [appellante] een vrijstelling te verlenen voor de vestiging van een escortbedrijf op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) alsmede geweigerd een vergunning te verlenen voor de exploitatie van dat bedrijf.
Bij besluit van 7 juni 2006 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 juni 2007, verzonden op 12 juni 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit op bezwaar vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief van 16 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 17 juli 2007, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 januari 2008, waar [appellante], in persoon en bijgestaan door mr. P.J.A. van de Laar, advocaat te Eindhoven, en het college, vertegenwoordigd door C.E.J.M. van Hintum, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het uitoefenen van een escortbedrijf in strijd is met de bestemming "Woondoeleinden - klasse A" die ingevolge het bestemmingsplan "Gaspeldoorn" (hierna: het bestemmingsplan) op het perceel rust.
2.1.1. In artikel 3 van de voorschriften van het bestemmingsplan (hierna: de planvoorschriften) is als doeleindenomschrijving bij de bestemming "Woondoeleinden - klasse A" opgenomen: Woondoeleinden met vrijstaande en aaneengebouwde eengezinshuizen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ingevolge artikel 3, lid C, aanhef en onder a, is het verboden de bebouwing te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de bestemming waaronder in ieder geval moet worden verstaan het gebruik voor de uitoefening van enige vorm van handel of bedrijf.
2.1.2. Gelet op het bepaalde in artikel 3, lid C, aanhef en onder a, van de planvoorschriften, is de uitoefening van enige vorm van bedrijf in strijd met de bestemming "Woondoeleinden - klasse A". De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de vestiging van een escortbedrijf op het perceel in strijd is met het bestemmingsplan. Het betoog van [appellante] dat zij op het perceel slechts administratieve werkzaamheden verricht en de ruimtelijke uitstraling daarvan past binnen de geldende bestemming, leidt niet tot een ander oordeel, nu alle vormen van handel of bedrijf zijn verboden, ongeacht hun ruimtelijke uitstraling, en de administratieve werkzaamheden in het kader van de exploitatie van het escortbedrijf worden verricht.
2.2. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat haar bedrijf niet kan worden aangemerkt als een aan huis gebonden beroep in de zin van artikel 1, aanhef en onder q, van de planvoorschriften.
2.2.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder q, van de planvoorschriften wordt onder een aan huis gebonden beroep verstaan een beroep, uitgeoefend op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
Ingevolge artikel 7, onder I, aanhef en vijfde lid, voor zover thans van belang, zijn burgemeester en wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen van de planvoorschriften voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep.
2.2.2. De administratieve werkzaamheden die [appellante] naar eigen zeggen op het perceel verricht, vormen niet haar beroep, zoals bijvoorbeeld het geval is bij een accountant, maar zijn een noodzakelijk onderdeel van het door haar uitgeoefende escortbedrijf, dat niet aan huis gebonden is. De rechtbank heeft dan ook terecht geconcludeerd dat van een aan huis gebonden beroep in evenbedoelde zin geen sprake is en het college derhalve niet bevoegd is krachtens artikel 7, onder I, aanhef en vijfde lid, van de planvoorschriften vrijstelling te verlenen.
2.3. De vraag of het inmiddels in werking getreden bestemmingsplan "Kom Bladel" wel voorziet in de mogelijkheid om ten behoeve van het escortbedrijf een vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te verlenen en, indien die bevoegdheid bestaat, de vraag of het college tot verlening van vrijstelling behoort over te gaan, dienen te worden beantwoord in het kader van het nieuw te nemen besluit op bezwaar.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van Roessel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2008