ECLI:NL:RVS:2008:BC4651

Raad van State

Datum uitspraak
20 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707759/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor uitbreiding van een vogelpark in Middelharnis

In deze zaak gaat het om de vergunningverlening door het college van burgemeester en wethouders van Middelharnis aan de Stichting Faunapark Flakkee voor de uitbreiding van een vogelpark. Het besluit tot vergunningverlening werd genomen op 26 september 2007 en ter inzage gelegd op 1 oktober 2007. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te [woonplaats], op 7 november 2007 beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer op 7 februari 2008, waarbij de appellant in persoon aanwezig was en het college vertegenwoordigd werd door C.H. Overweel.

De vergunning betreft de uitbreiding van de inrichting met een 12-holes midgetgolfbaan, een pannenkoekhuis en een knuffelwei, evenals een verruiming van de openingstijden van het park. Tijdens de zitting heeft de appellant gronden aangevoerd met betrekking tot luchtkwaliteit, maar deze werden door de Afdeling buiten beschouwing gelaten wegens strijd met de goede procesorde.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de vergunning slechts kan worden geweigerd in het belang van de bescherming van het milieu, en dat het college beoordelingsvrijheid toekomt. De appellant vreest dat de inrichting leidt tot onaanvaardbare parkeerhinder, en de Afdeling concludeert dat het college niet voldoende heeft onderbouwd waarom het aantal parkeerplaatsen dat is vastgesteld, adequaat is. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, wat leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. De Afdeling vernietigt het besluit van het college en veroordeelt het college tot vergoeding van de proceskosten van de appellant.

Uitspraak

200707759/1.
Datum uitspraak: 20 februari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Middelharnis,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Middelharnis (hierna: het college) aan de stichting Stichting Faunapark Flakkee een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een vogelpark aan de Duivenwaardsedijk 22 te Nieuwe Tonge, gemeente Middelharnis. Dit besluit is op 1 oktober 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 november 2007, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 februari 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door C.H. Overweel, werkzaam bij het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij het bestreden besluit is vergunning verleend voor een uitbreiding van de inrichting met een 12-holes midgetgolfbaan, een pannenkoekhuis en een knuffelwei. Daarnaast worden de openingstijden van het park verruimd.
2.2. Eerst ter zitting heeft [appellant] gronden aangevoerd met betrekking tot luchtkwaliteit. In dit stadium van de procedure is dit, mede nu niet is gebleken dat dit niet eerder had gekund, in strijd met de goede procesorde. De Afdeling laat deze gronden daarom buiten beschouwing bij de beoordeling van het beroep.
2.3. Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Het tweede lid, aanhef en onder a, van dit artikel bepaalt dat de vergunning in ieder geval wordt geweigerd indien door verlening daarvan niet kan worden bereikt dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.
Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, van de Wet milieubeheer kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Uit artikel 8.11, tweede en derde lid, volgt dat de vergunning moet worden geweigerd indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.
Bij de toepassing van de hiervoor genoemde bepalingen komt het college een zekere beoordelingsvrijheid toe.
2.4. [appellant] vreest dat het in werking zijn van de inrichting leidt tot onaanvaardbare parkeerhinder. Het voorziene aantal parkeerplaatsen is volgens hem te laag en bovendien zou zijn uitgegaan van te krappe parkeerplaatsen. De in hoofdstuk 5 van de vergunning opgenomen voorschriften ter voorkoming dan wel beperking van parkeerhinder, waaronder de verplichting van vergunninghouder tot stimulering van bezoekers om met het openbaar vervoer naar de inrichting te komen, acht hij niet toereikend.
2.4.1. Uit het akoestisch rapport bij de aanvraag, die blijkens het dictum van het bestreden besluit deel uitmaakt van de verleende vergunning, volgt dat op het terrein van de inrichting 51 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Bij het bepalen van de benodigde hoeveelheid parkeerplaatsen voor deze inrichting heeft het college zich blijkens het verweerschrift gebaseerd op de "ASVV 2004, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom" (hierna: ASVV 2004), die is uitgegeven door het CROW, kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.
2.4.2. Het college heeft, gelet op de in paragraaf 6.3 van de ASVV opgenomen parkeerkencijfers, niet inzichtelijk gemaakt waarom is uitgegaan van een norm van 12 parkeerplaatsen voor het pannenkoekhuis en 31 parkeerplaatsen voor het faunapark. Voorts is niet onderbouwd waarom er bij de normering van het aantal parkeerplaatsen geen rekening is gehouden met de voorziene 12-holes midgetgolfbaan. Gezien het verhandelde ter zitting heeft het college bovendien niet aannemelijk gemaakt dat het parkeerterrein behorende bij de inrichting voldoende ruimte biedt voor 51 personenauto's.
Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is bepaald dat een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering. Het beroep slaagt.
2.5. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
2.6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Middelharnis van 26 september 2007, kenmerk 645;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Middelharnis tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 359,05 (zegge: driehonderdnegenenvijftig euro en vijf cent), waarvan € 322,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Middelharnis aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de gemeente Middelharnis aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Hennekens w.g. Heijerman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2008
255.