ECLI:NL:RVS:2008:BC5216

Raad van State

Datum uitspraak
19 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707818/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Centrum Heesch

Op 19 februari 2008 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die bezwaar had tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan 'Centrum Heesch' door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Bernheze, voorzag niet in een rechtstreekse bouwmogelijkheid voor een woongebouw op een specifiek perceel naast 't Dorp 4. De verzoeker stelde dat het plan ten onrechte geen mogelijkheid bood voor de bouw van een woongebouw met drie lagen en parkeervoorzieningen, en dat het bebouwingspercentage van maximaal 70% te beperkend was.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 februari 2008, waarbij de verzoeker en vertegenwoordigers van het college en de raad aanwezig waren. De voorzitter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen, omdat schorsing van de goedkeuring van het bestemmingsplan niet zou leiden tot de gewenste bouwmogelijkheid. De voorzitter benadrukte dat de uitspraak een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure. Uiteindelijk werd het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de mogelijkheden voor voorlopige voorzieningen in het bestuursrecht verduidelijkt, vooral in gevallen waar bestemmingsplannen en bouwmogelijkheden aan de orde zijn. De voorzitter, mr. P.J.J. van Buuren, heeft de beslissing genomen in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.

Uitspraak

200707818/2.
Datum uitspraak: 19 februari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 oktober 2007, nummer 1265970, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Bernheze (hierna: de raad) bij besluit van 8 februari 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Centrum Heesch".
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 november 2007, beroep ingesteld. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 februari 2008, waar [verzoeker] in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. ing. J.H.M. van Cuyck, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door R.A.M. Keulards, ambtenaar van de provincie.
Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek van [verzoeker] heeft betrekking op de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Centrumdoeleinden" ter plaatse van het perceel gelegen naast 't Dorp 4, kadastraal bekend sectie A 5710 (hierna: het perceel). Ingevolge artikel 4.2.2., onder b, van de planvoorschriften is op gronden met deze bestemming het oprichten van nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen niet rechtstreeks toegestaan, tenzij sprake is van vervangende nieuwbouw. Op grond van het bepaalde in artikel 4.7 van de planvoorschriften is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om, onder voorwaarden, het plan te wijzigen in die zin dat op gronden met deze bestemming alsnog een bebouwingsmogelijkheid voor nieuwe woningen ontstaat. Ingevolge artikel 4.2.1, onder b, van de planvoorschriften geldt op gronden met deze bestemming een maximaal bebouwingspercentage van 70%.
[verzoeker] stelt dat het plan ten onrechte niet voorziet in een rechtstreekse bouwmogelijkheid op het perceel voor een woongebouw met drie lagen met daaronder parkeervoorzieningen. Voorts heeft [verzoeker] bezwaar tegen het beperken van het bebouwingspercentage tot maximaal 70 %. Het perceel is thans onbebouwd en in gebruik als parkeerplaats.
2.3. Het verzoek om voorlopige voorziening van [verzoeker] strekt ertoe dat de bouw van een woongebouw op het perceel rechtstreeks mogelijk wordt, terwijl het bestemmingsplan niet in die mogelijkheid voorziet. Dienaangaande overweegt de voorzitter dat [verzoeker] niet is gebaat bij schorsing van de desbetreffende onderdelen van het bestreden besluit, aangezien daarmee verwezenlijking van de door hem gewenste bouwmogelijkheid niet mogelijk wordt. Een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt is te verstrekkend, aangezien het scheppen van die mogelijkheid niet met een uitspraak van de Afdeling kan worden bewerkstelligd. Die uitspraak zou kunnen strekken tot onthouding van goedkeuring aan het desbetreffende plandeel, doch daarmee zou verwezenlijking van de gewenste bouwmogelijkheid nog niet mogelijk zijn.
2.4. Gelet op het voorgaande dient het verzoek van [verzoeker] om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Langeveld
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2008
317-472.