ECLI:NL:RVS:2008:BC5238

Raad van State

Datum uitspraak
27 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200705155/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • B. van Wagtendonk
  • W. van den Brink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inschrijving octrooi en rechtsvorderingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap "Hollandsche Beton Groep N.V." en een andere appellante tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had eerder een besluit van het Bureau voor de industriële eigendom (OCN) bevestigd, dat een verzoek om inschrijving in het octrooiregister had afgewezen. Dit verzoek betrof een akte van gedeeltelijke afstand van het octrooi NL 1016026, dat betrekking heeft op een werkwijze voor het aanbrengen van een verharding.

Het OCN had de afwijzing van het verzoek gebaseerd op het feit dat er een dagvaarding tot nietigverklaring van het octrooi was ingediend door een derde partij, waardoor toestemming van deze partij vereist was voor de inschrijving van de akte. De appellanten betwistten de uitleg van de rechtbank dat deze dagvaarding als een rechtsvordering moest worden beschouwd, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld.

De Afdeling bevestigde dat de tekst van artikel 63, tweede lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 duidelijk is en dat een dagvaarding tot nietigverklaring inderdaad een rechtsvordering betreft. De Afdeling concludeerde dat het besluit van OCN in stand blijft en dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, met verbetering van de gronden waarop deze rustte. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200705155/1.
Datum uitspraak: 27 februari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de naamloze vennootschap "Hollandsche Beton Groep N.V.", gevestigd te Bunnik, en [appellante A], gevestigd te [plaats],
appellanten,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/4910 van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 juni 2007 in het geding tussen:
appellanten
en
het Bureau voor de industriële eigendom, dat de naam
Octrooicentrum Nederland voert.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 februari 2006 heeft het Bureau voor de industriële eigendom, dat de naam Octrooicentrum Nederland voert (hierna: OCN) afwijzend besloten op het verzoek van [appellanten] om inschrijving in het octrooiregister van een akte van gedeeltelijke afstand van het octrooi NL 1016026 voor een "werkwijze voor het aanbrengen van een verharding alsmede verharding" (hierna: het octrooi).
Bij besluit van 27 april 2006 heeft OCN het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juni 2007, verzonden op 13 juni 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juli 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Het OCN heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 januari 2008, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. W.J.G. Maas, advocaat te Amsterdam, en OCN, vertegenwoordigd door mr. M.W.D. van der Burg en mr. C. Witteman, beiden werkzaam bij OCN, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 63, eerste lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 (hierna: ROW 1995), vervalt een octrooi geheel of gedeeltelijk wanneer de octrooihouder geheel onderscheidenlijk gedeeltelijk afstand doet.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de afstand door inschrijving van een daartoe strekkende akte in het octrooiregister. Het bureau schrijft de akte niet in zolang er personen zijn, die krachtens in het octrooiregister ingeschreven stukken rechten op het octrooi of licenties hebben verkregen of rechtsvorderingen, het octrooi betreffende, hebben ingesteld en deze personen tot de afstand geen toestemming hebben verleend.
2.2. Aan de in bezwaar gehandhaafde weigering om de door [appellanten] aangeboden akte van gedeeltelijke afstand van het octrooi in te schrijven, heeft OCN ten grondslag gelegd dat op 4 oktober 2005 op verzoek van [verzoeker] te [plaats] een dagvaarding tot nietigverklaring van het octrooi in het octrooiregister is ingeschreven. OCN stelt zich op het standpunt dat, gelet op artikel 63, tweede lid, van de ROW 1995, slechts met toestemming van [verzoeker] aan het verzoek van [appellanten] tot inschrijving van een akte van gedeeltelijke afstand van het octrooi kan worden voldaan. Nu deze toestemming ontbreekt, kan het verzoek van [appellanten] volgens OCN niet worden ingewilligd.
2.3. [appellanten] bestrijden het oordeel van de rechtbank dat een dagvaarding tot nietigverklaring dient te worden beschouwd als een rechtsvordering het octrooi betreffende als bedoeld in artikel 63, tweede lid, van de ROW 1995.
2.4. Met de rechtbank wordt overwogen dat geen grond bestaat voor de door [appellanten] voorgestane beperkte uitleg van het begrip "rechtsvorderingen het octrooi betreffende" in artikel 63, tweede lid, van de ROW 1995. De tekst van deze bepaling is duidelijk. Een dagvaarding tot nietigverklaring van een octrooi is een rechtsvordering het octrooi betreffende. Anders dan de rechtbank, ziet de Afdeling derhalve geen aanleiding tot beoordeling van hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd met betrekking tot de wijze waarop bedoeld begrip volgens hen dient te worden uitgelegd.
2.5. Uit het vorenoverwogene volgt dat het besluit van OCN van 27 april 2006 in rechte stand houdt. De rechtbank is terecht, zij het deels op andere gronden, tot hetzelfde oordeel gekomen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter,
en mr. B. van Wagtendonk en mr. W. van den Brink, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Van der Smissen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2008
312-546.