ECLI:NL:RVS:2008:BC5750

Raad van State

Datum uitspraak
27 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200709077/1 en 200709077/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • I.A. Molenaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verklaring van geschiktheid voor motorrijtuigen door CBR

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 februari 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage. Het CBR had op 8 juni 2007 geweigerd [appellant] een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C, D, E bij C, en E bij D te verstrekken. Dit besluit werd door het CBR op 4 september 2007 bevestigd, waarna [appellant] in beroep ging. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond op 14 november 2007. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 14 februari 2008 zijn zowel [appellant] als het CBR vertegenwoordigd. De voorzitter heeft vastgesteld dat nader onderzoek niet nodig is en dat er geen beletsel is om onmiddellijk uitspraak te doen. De voorzitter heeft de overwegingen van de voorzieningenrechter onderschreven en geoordeeld dat het CBR terecht de verklaring van geschiktheid heeft geweigerd. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 februari 2008.

Uitspraak

200709077/1 en 200709077/2.
Datum uitspraak: 27 februari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nrs. 07/7703 en 07/7705 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 november 2007 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 juni 2007 heeft de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR) geweigerd [appellant] een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C, D, E bij C, en E bij D te verstrekken.
Bij besluit van 4 september 2007 heeft het CBR het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 november 2007, verzonden op 15 november 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 december 2007, hoger beroep ingesteld. Bij deze brief heeft [appellant] de voorzitter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Deze brief is aangehecht.
De voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 februari 2008, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. W.G.C. Wijsman, gemachtigde, en het CBR, vertegenwoordigd door S.J.W. van de Vorstenbosch-Blom, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Voor het van belang zijnde wettelijk kader wordt verwezen naar de aan deze uitspraak gehechte uitspraak van de voorzieningenrechter.
2.3. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het CBR de door [appellant] gevraagde verklaring van geschiktheid terecht heeft geweigerd. De voorzitter kan zich verenigen met de overwegingen die de voorzieningenrechter tot dit oordeel hebben geleid. De voorzieningenrechter heeft daarbij, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 4 februari 2004, nr.
200302580/1, een juiste uitleg gegeven aan paragraaf 5.2.4 van de bijlage behorende bij de Regeling eisen geschiktheid 2000.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Gelet op het vorenstaande, ziet de voorzitter geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Molenaar
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2008
369.