Datum uitspraak: 27 februari 2008
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud-Zuid,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/4266 van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2007 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud-Zuid.
Bij besluit van 15 mei 2006 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud-Zuid (hierna: het dagelijks bestuur) geweigerd aan [wederpartij] een splitsingsvergunning te verlenen voor het pand [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 4 juli 2006 heeft het dagelijks bestuur het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 december 2007, verzonden op 12 december 2007, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 4 juli 2006 vernietigd en bepaald dat het dagelijks bestuur met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar moet nemen.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer het dagelijks bestuur bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 januari 2008, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 januari 2008, heeft het dagelijks bestuur de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 6 februari 2008 heeft [wederpartij] een reactie ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 14 februari 2008, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. P.L. Loeb, advocaat te Amsterdam, en ing. P. Franse, en [wederpartij], bijgestaan door W. Hottentot, zijn verschenen.
2.1. Het verzoek van het dagelijks bestuur strekt ertoe om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat in afwachting van de uitspraak op het ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeft te worden gegeven aan de in hoger beroep bestreden uitspraak.
2.2. Naar voorlopig oordeel van de voorzitter moet worden betwijfeld of het door het dagelijks bestuur bestreden oordeel van de rechtbank over het toepassen van de hardheidsclausule en de in verband daarmee uitgesproken vernietiging van de geweigerde splitsingsvergunning, in de bodemprocedure in stand zal blijven. Daar komt bij dat, gelet op de overwegingen die de rechtbank aan haar oordeel ten grondslag heeft gelegd, de uitspraak het dagelijks bestuur weinig ruimte laat om een ander besluit te nemen dan de door [wederpartij] gevraagde splitsingsvergunning te verlenen. De gevolgen van een dergelijk besluit zijn niet of bezwaarlijk te redresseren.
Onder deze omstandigheden ziet de voorzitter aanleiding het verzoek toe te wijzen en kan aan de door [wederpartij] gestelde belangen bij het spoedig gevolg geven aan de uitspraak, waaronder het belang dat een nieuw te nemen besluit op bezwaar bij de beoordeling in hoger beroep kan worden betrokken, geen doorslaggevend gewicht toekomen.
2.3. De voorzitter ziet aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
treft de voorlopige voorziening dat het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud-Zuid geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Molenaar
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2008