Datum uitspraak: 26 maart 2008
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 'Mls Recycling B.V.', gevestigd te Stadskanaal,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats],
4. [appellant sub 4], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
Bij besluit van 12 december 2006 heeft het college van gedeputeerde staten van Groningen (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Stadskanaal (hierna: de raad) bij besluit van 24 april 2006 vastgestelde bestemmingsplan 'Onstwedde, Alteveer en Mussel'.
Tegen dit besluit hebben de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 'Mls Recycling B.V.' (hierna: Mls Recycling) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 januari 2007, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 februari 2007, [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 februari 2007, en [appellant sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 februari 2007, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht. Mls Recycling, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], het college alsmede [partijen] hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
Er zijn nog stukken ontvangen van Mls Recycling, [appellant sub 3] en de raad. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 januari 2007 waar Mls Recycling, vertegenwoordigd door mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen, [appellant sub 3], in persoon, [appellant sub 4], vertegenwoordigd door mr. W.M. de Boer, alsmede het college, vertegenwoordigd door G. Folmer, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Verder zijn als partijen gehoord de raad, vertegenwoordigd door P.J. Arkema, ambtenaar in dienst van de gemeente, alsmede [partij A].
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat het college de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat het het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2. Het plan voorziet in een planologische regeling voor de kernen Onstwedde, Alteveer en Mussel.
Het beroep van Mls Recycling
2.3. Mls Recycling stelt zich op het standpunt dat aan haar gronden nabij de Barkelazwet te Alteveer ten onrechte de bestemming 'Groenvoorzieningen' is toegekend.
2.3.1. De plankaart kent aan de gronden van appellant aan de Barkelazwet te Alteveer de bestemming 'Groenvoorzieningen' toe.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn de op kaart voor 'Groenvoorzieningen' aangewezen gronden bestemd voor:
b. bermen en beplantingen;
e. gebouwen voor beheer en onderhoud van de onder sub a tot en met d genoemde functies;
waarbij de bestaande landschappelijke waarden in stand worden gehouden en met daaraan ondergeschikt:
met de daarbij behorende verhardingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten.
2.3.2. Het plan heeft blijkens de plantoelichting in hoofdzaak een consoliderend karakter. De Afdeling neemt gezien de stukken en het verhandelde ter zitting aan dat voor de gronden van Mls Recycling is beoogd om de bestaande situatie als zodanig te bestemmen.
Blijkens het deskundigenbericht maken de gronden van Mls Recycling deel uit van het voormalige fabrieksterrein van de aardappelzetmeelfabriek 'Avebe'. De gronden worden al geruime tijd niet meer onderhouden en zijn deels verhard. Verder zijn op de gronden restanten van fabrieksgebouwen aanwezig. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de Afdeling niet staande worden gehouden dat met de toekenning van de bestemming 'Groenvoorzieningen' aan de gronden van Mls Recycling, de bestaande situatie als zodanig is bestemd. Dat het voorheen geldende plan 'Alteveer 1998' aan de desbetreffende gronden de met de bestemming 'Groenvoorzieningen' vergelijkbare bestemming 'Groene ruimten' toekende, is in dit verband niet van belang, aangezien laatstgenoemde bestemming blijkens het deskundigenbericht niet is gerealiseerd.
Het voorgaande klemt te meer nu niet duidelijk is of de bestemming 'Groenvoorzieningen' voor de gronden van Mls Recycling binnen de planperiode kan worden gerealiseerd. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat Mls Recycling niet voornemens is om de bestemming 'Groenvoorzieningen' zelf te realiseren, nu zij op haar gronden bedrijfsactiviteiten wenst te ontplooien. Tevens neemt de Afdeling hierbij in aanmerking dat in de plantoelichting ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid is volstaan met de opmerking dat aan het plan, voor zover hier van belang, geen kosten zijn verbonden.
2.3.3. De conclusie is dat hetgeen Mls Recycling heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het plandeel met de bestemming 'Groenvoorzieningen' dat ziet op haar gronden nabij de Barkelazwet te Alteveer is vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Door niettemin in zoverre goedkeuring aan het plan te verlenen, heeft het college gehandeld in strijd met voormeld artikel in samenhang bezien met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3.4. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan voormeld plandeel dient te worden vernietigd. Nu er rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, ziet de Afdeling aanleiding om in zoverre goedkeuring te onthouden aan het plan.
In verband met het voorgaande behoeft het beroep van Mls Recycling geen verdere bespreking.
De beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 4]
2.4. [appellant sub 2] en [appellant sub 4] stellen zich op het standpunt dat ten onrechte is voorzien in de bevoegdheid om het plan zodanig te wijzigen dat tussen de Luringstraat en de Heideweg in Onstwedde woningbouw kan worden gerealiseerd. Daartoe voeren zij aan dat de locatie aan de Tellingerweg/Duinweg geschikter is voor woningbouw en dat moet worden gevreesd voor de gevolgen voor de flora en fauna, de ter plaatse aanwezige landschappelijke en archeologische waarden, de bodemkwaliteit, de luchtkwaliteit, geluid- en verkeershinder. [appellant sub 4] voert verder aan dat de desbetreffende wijzigingsbevoegdheid onvoldoende is begrensd en dat geen behoefte bestaat aan woningbouw.
2.4.1. De plankaart kent aan de gronden tussen de Luringstraat en de Heideweg, aan de rand van Onstwedde, de bestemming 'Agrarische doeleinden' en de aanduiding 'wijzigingsbevoegdheid naar woondoeleinden, groenvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden' toe.
Ingevolge artikel 20.7 van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin dat:
b. de bestemming van de gronden die op kaart zijn voorzien van de aanduiding 'wijzigingsbevoegdheid naar woondoeleinden, groenvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden' wordt gewijzigd naar de bestemmingen 'Woondoeleinden 1', 'Woondoeleinden 2', 'Woondoeleinden 3', 'Woondoeleinden 4', 'Woondoeleinden 5', 'Woondoeleinden gestapeld', 'Groenvoorzieningen' en/of 'Verkeers- en verblijfsdoeleinden' mits:
1. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een hoger verkregen grenswaarde;
2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
3. de te realiseren woningen in overeenstemming zijn met het gemeentelijk en provinciale woningbeleid.
c. Bij de onder b bedoelde wijzigingsbevoegdheden zijn de in de toelichting opgenomen structuurvisies wat betreft bebouwings-, wegen- en groenstructuur leidend bij de opzet van de wijzigingsplannen.
d. Bij de voorbereiding van de onder b bedoelde wijzigingsbevoegdheden, zal rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit.
e. Bij de voorbereiding van de onder b bedoelde wijzigingsbevoegdheden zal verkennend onderzoek worden gedaan naar de aanwezigheid van archeologische waarden. Indien het verkennend onderzoek hiertoe aanleiding geeft wordt advies ingewonnen bij de provinciaal archeoloog.
2.4.2. Uit de uitspraak van de Afdeling van 25 oktober 2006, no.