Datum uitspraak: 2 april 2008
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], woonplaats kiezend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Nuenen,
Bij besluit van 22 mei 2007 is namens het college van burgemeester en wethouders van Nuenen (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een paardenmanege aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 31 mei 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 augustus 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2007, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. G.R.A.G. Goorts, advocaat te Deurne, en het college, vertegenwoordigd door H. Verhoeven, werkzaam bij de Milieudienst Regio Eindhoven, zijn verschenen.
2.1. [appellanten] voeren aan dat de ambtenaar van de SRE Milieudienst die het bestreden besluit heeft ondertekend, niet bevoegd was dit besluit te nemen.
2.1.1. Ingevolge artikel 10:1 van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder mandaat verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen.
Ingevolge artikel 10:2 van de Algemene wet bestuursrecht geldt een door de gemandateerde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid genomen besluit als een besluit van de mandaatgever.
Ingevolge artikel 10:9 van de Algemene wet bestuursrecht kan de mandaatgever toestaan dat ondermandaat wordt verleend.
2.1.2. Uit artikel 13 van het Besluit Algemene Voorwaarden en Bepalingen Mandaat 2005 van het college (hierna: het Mandaatbesluit 2005), respectievelijk uit de bij het Mandaatbesluit 2005 behorende bijlage B, volgt, voor zover hier van belang, dat het college, voor het nemen van beschikkingen op grond van hoofdstuk 8 van de Wet milieubeheer, mandaat heeft verleend aan het Hoofd van de Milieudienst Regio Eindhoven (hierna: MRE) en dat het verlenen van ondermandaat aan het Hoofd van de vestiging Eindhoven van de MRE is toegestaan.
Het bestreden besluit is genomen door de afdelingsmanager van de afdeling Helmond van de MRE. Het Mandaatbesluit 2005 biedt hiervoor geen grondslag. Dat, zoals het college heeft uiteengezet, de gemandateerde ondermandaat heeft verleend aan het afdelingshoofd van de afdeling Helmond van de MRE maakt dit niet anders. Ingevolge artikel 10:9 van de Algemene wet bestuursrecht is het aan de mandaatgever om toe te staan dat ondermandaat wordt verleend. Blijkens bijlage B bij diens Mandaatbesluit 2005 heeft het college dit slechts toegestaan voor zover dit het Hoofd van de vestiging Eindhoven van de MRE betreft. Het bestreden besluit is dan ook onbevoegd genomen. De beroepsgrond slaagt.
2.2. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
2.3. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het namens het college van burgemeester en wethouders van Nuenen genomen besluit van 22 mei 2007, kenmerk NUE-2006-001-V;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Nuenen tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Nuenen aan [appellanten] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de gemeente Nuenen aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.D.A.M. Zegveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Zegveld
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2008