ECLI:NL:RVS:2008:BC8495

Raad van State

Datum uitspraak
2 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200706261/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. Brink
  • A.J. Kuipers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om bestuurlijke handhavingsmaatregelen tegen vereniging ALTV Quick te Apeldoorn

Op 2 april 2008 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [appellante] en het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn. Het geschil ontstond naar aanleiding van een besluit van het college van 2 februari 2007, waarin het verzoek van [appellante] om bestuurlijke handhavingsmaatregelen tegen de vereniging ALTV Quick werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van [appellante] ongegrond in een besluit van 10 juli 2007, waarop [appellante] beroep instelde bij de Raad van State op 31 augustus 2007.

Tijdens de zitting op 29 februari 2008 werd [appellante] vertegenwoordigd door drs. A.P.Z. van der Houwen, terwijl het college werd vertegenwoordigd door R.A. Feber. Quick was ook aanwezig, vertegenwoordigd door H.B.P. van Schaik. [appellante] stelde dat Quick in strijd handelde met voorschrift 1.5.1 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, omdat directe lichtinstraling van lampen in de glazen achtergevel van haar huis optreedt.

De Raad van State oordeelde dat het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer op 1 januari 2008 was ingetrokken en dat de gestelde overtreding van Quick niet meer als zodanig kon worden aangemerkt. Hierdoor kon de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet meer leiden tot het treffen van handhavingsmaatregelen. De Raad van State verklaarde het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk, omdat zij niet aannemelijk had gemaakt schade te hebben geleden door het besluit van 10 juli 2007. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200706261/1.
Datum uitspraak: 2 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (hierna: het college) het verzoek van [appellante] om het treffen van bestuurlijke handhavingsmaatregelen ten aanzien van de inrichting van de vereniging ALTV Quick (hierna: Quick) aan de Pijnboomlaan 30 te Apeldoorn afgewezen.
Bij besluit van 10 juli 2007 heeft het college, voor zover hier van belang, het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 augustus 2007, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 februari 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door drs. A.P.Z. van der Houwen, en het college, vertegenwoordigd door R.A. Feber, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord Quick, vertegenwoordigd door H.B.P. van Schaik.
2. Overwegingen
2.1. In haar verzoek om handhaving betoogt [appellante] dat Quick in strijd handelt met voorschrift 1.5.1 van de bijlage behorende bij het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, zoals dat ten tijde van het bestreden besluit gold, door niet te voorkomen dat directe lichtinstraling, veroorzaakt door tot de inrichting behorende lampen, in de glazen achtergevel van haar huis optreedt.
2.2. Ingevolge voorschrift 1.5.1 van de bijlage behorende bij het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (oud), voor zover hier van belang, wordt de lichtinstallatie zodanig uitgevoerd dat directe lichtinstraling op lichtdoorlatende openingen in gevels of daken van woningen wordt voorkomen.
2.3. Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit) in werking getreden. Ingevolge artikel 6.43 van dat Besluit is het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer met die inwerkingtreding ingetrokken.
Omdat noch in artikel 4.113, noch in enig ander artikel van het Besluit het hiervoor weergegeven gedeelte van voorschrift 1.5.1 terugkeert en niet is gebleken dat krachtens artikel 2.1, derde lid, van het Besluit soortgelijke maatwerkvoorschriften zijn gesteld, kan het door [appellante] gestelde nalaten van Quick om te voorkomen dat directe lichtinstraling optreedt als zodanig niet meer als overtreding worden aangemerkt. Een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit zou derhalve niet meer kunnen leiden tot het treffen van bestuurlijke handhavingsmaatregelen wegens die gestelde overtreding.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 5 juni 2002 in zaak nr.
200106139/1; AB 2002, 349), kan procesbelang bestaan indien appellant stelt schade te hebben geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat [appellante] tot op zekere hoogte aannemelijk maakt dat zij dergelijke schade daadwerkelijk heeft geleden als gevolg van het besluit van 10 juli 2007. Dergelijke schade is door haar niet gesteld. Ook anderszins is niet gebleken dat [appellante] niettemin belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
2.4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2008
271-209.