ECLI:NL:RVS:2008:BC8496

Raad van State

Datum uitspraak
2 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707687/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. Brink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

In deze zaak gaat het om een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, waarbij bestuursdwang is toegepast tegen [appellant] wegens het onjuist aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Het college heeft op 29 juni 2007 besloten dat de kosten van deze bestuursdwang, ter hoogte van € 59,00, voor rekening van [appellant] komen. Vervolgens heeft het college op 31 oktober 2007 het bezwaar van [appellant] tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft [appellant] beroep ingesteld bij de Raad van State, ingediend op 2 november 2007.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 19 maart 2008, waarbij geen van de partijen aanwezig was. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat het college ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit was gebaseerd op het feit dat het bezwaarschrift van [appellant] niet ondertekend was, terwijl later bleek dat er wel degelijk een ondertekend bezwaarschrift was ontvangen. Dit betekent dat het college in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet de nodige kennis heeft vergaard omtrent de relevante feiten bij de voorbereiding van het bestreden besluit.

De Raad van State heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd. Tevens is gelast dat de gemeente Rotterdam het griffierecht van € 143,00 aan de erfopvolgers van [appellant] vergoedt. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 2 april 2008.

Uitspraak

200707687/1.
Datum uitspraak: 2 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
wijlen [appellant], laatstelijk wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (hierna: het college) zijn beslissing om op 10 december 2006 jegens [appellant] bestuursdwang toe te passen ter zake van het op een onjuiste dag ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op schrift gesteld. Daarbij heeft het college beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang à € 59,00 voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 31 oktober 2007 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 november 2007, beroep ingesteld.
Het college heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 maart 2008, waar geen van de partijen is verschenen, dan wel zich heeft doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] kan zich niet verenigen met het bestreden besluit, waarbij zijn bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard.
2.1.1. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt een bezwaarschrift ondertekend. Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 kan het bezwaar ingevolge artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2.1.2. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat [appellant] zijn bezwaarschrift niet heeft ondertekend en dat hij dit verzuim ook niet heeft hersteld, nadat het college hem daartoe in de gelegenheid had gesteld. Bij nader stuk van 6 maart 2008 heeft het college medegedeeld dat bij nadere bestudering van het dossier alsnog is gebleken dat een ondertekend bezwaarschrift van [appellant] was ontvangen. Het college heeft derhalve in strijd met artikel 3:2 van de Awb bij de voorbereiding van het bestreden besluit niet de nodige kennis vergaard omtrent de relevante feiten.
2.2. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
2.3. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van 31 oktober 2007, kenmerk A.B.2007.2.07684/NH;
III. gelast dat de gemeente Rotterdam aan de erfopvolgers van [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2008
288.