ECLI:NL:RVS:2008:BC8510

Raad van State

Datum uitspraak
2 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708074/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • R.I.Y. Lap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verklaring van college van burgemeester en wethouders van Ouderkerk inzake wijziging inrichting Wet milieubeheer

In deze zaak gaat het om een beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ouderkerk, dat op 24 april 2007 een verklaring heeft afgegeven op basis van artikel 8.19, tweede lid, onder c, van de Wet milieubeheer. Deze verklaring betreft een verandering van de inrichting van [vergunninghoudster] op een specifiek perceel in Ouderkerk. Het college heeft op 31 oktober 2007 het bezwaar van [appellant] gedeeltelijk gegrond verklaard, waarna [appellant] op 16 november 2007 beroep heeft ingesteld bij de Raad van State. De zaak is behandeld op 19 maart 2008, waarbij zowel [appellant] als vertegenwoordigers van het college en [vergunninghoudster] aanwezig waren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat op 1 januari 2008 het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer in werking is getreden, waardoor de eerder verleende vergunning aan [vergunninghoudster] is vervallen. Dit heeft gevolgen voor de betekenis van de verklaring die het college heeft afgegeven. Aangezien de vergunning niet meer vereist is voor de vergunde activiteiten, heeft de verklaring geen juridische betekenis meer. De Afdeling concludeert dat [appellant] geen belang meer heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en de proceskostenveroordeling is afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan op 2 april 2008.

Uitspraak

200708074/1.
Datum uitspraak: 2 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Ouderkerk,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ouderkerk (hierna: het college) een verklaring afgegeven als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, onder c, van de Wet milieubeheer met betrekking tot een verandering van de inrichting van [vergunninghoudster] op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 31 oktober 2007 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 november 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en [vergunninghoudster] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 maart 2008, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.A. de Waard, advocaat te Goes, en R. van der Vlugt, en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. W.M. Logtenberg, ing. I.C. Dijkhuizen en ing. M. Magnin, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. S.W. Boot, advocaat te Rotterdam.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 26 augustus 2003 is aan [vergunninghoudster] een vergunning verleend als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer voor een houthandel en houtbewerkingsfabriek. De bij het bestreden besluit door het college afgegeven verklaring heeft betrekking op de verplaatsing van de motopslag van [vergunninghoudster] in westelijke richting, waardoor deze dichter bij de woning van [appellant] komt te liggen. [appellant] heeft diverse beroepsgronden aangevoerd waarom het college de verklaring niet had mogen afgeven. In verband met het hierna volgende kan de Afdeling evenwel niet aan een beoordeling van die beroepsgronden toekomen.
2.2. Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en de daarmee samenhangende wijziging van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer in werking getreden. Aangezien in verband hiermee voor de vergunde activiteiten geen vergunning meer is vereist, is de bij besluit van 26 augustus 2003 aan [vergunninghoudster] verleende vergunning vervallen.
Nu deze vergunning is vervallen, komt aan de bij het bestreden besluit afgegeven verklaring als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, onder c, van de Wet milieubeheer geen betekenis meer toe.
Niet is gebleken dat [appellant] niettemin belang heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit.
2.3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2008
288.