Datum uitspraak: 9 april 2008
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats], gemeente Texel,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
Op 22 mei 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Texel (hierna: de raad) bij besluit van 19 december 2006 vastgestelde bestemmingsplan "De Waal" (hierna: het bestemmingsplan) besloten.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 juli 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 8 augustus 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 maart 2008, waar [appellanten] in persoon, het college, vertegenwoordigd door M.H.J. van Riessen, ambtenaar in dienst van de provincie, en de raad, vertegenwoordigd door H. de Ruiter, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het bestemmingsplan voorziet voor het perceel aan de [locatie] (hierna: het perceel) in de bestemming "Bedrijfsdoeleinden". Op de plankaart is het bebouwingsvlak voor het perceel ingetekend. Achter het bedrijfspand op het perceel bevindt zich een onbebouwd plein dat buiten het bebouwingsvlak is gelegen.
2.2. [appellanten] betogen dat - samengevat - het college, door goed te keuren, dat er in het plan niet in is voorzien dat het plein achter het bedrijfspand mag worden bebouwd, heeft miskend dat het plein door bebouwing een nuttige functie krijgt en hun huidige bedrijfsvoering daardoor kan worden uitgebreid, dat andere ondernemingen op hetzelfde bedrijventerrein wel over bouwblokken tot aan de perceelsgrens beschikken en dat de bebouwing op het plein vanaf de openbare weg niet zichtbaar zal zijn en geen stedenbouwkundige en landschappelijke effecten zal hebben.
2.3. De raad heeft geen medewerking aan de plannen van [appellanten] met het plein wensen te verlenen, omdat het ruimtelijke effect van deze plannen onduidelijk is, geen goede ruimtelijke onderbouwing ervan is gegeven en de plannen onvoldoende concreet en uitgewerkt zijn om hierover gefundeerd te kunnen oordelen. De beoordeling kan volgens de raad eerst plaatsvinden, wanneer [appellanten], nadat het bestemmingsplan in werking is getreden, om vrijstelling ervan te verzoeken. Het college heeft zich bij dat standpunt aangesloten.
2.4. Het college heeft zich aldus ten onrechte op het standpunt gesteld dat het aan [appellanten] was om tegenover de raad aannemelijk te maken dat de door hen gewenste uitbreiding ruimtelijk aanvaardbaar is en niet aan de raad om dat te onderzoeken. Daarbij komt dat het niet is ingegaan op de stelling van [appellanten] dat het plein vanaf de openbare weg niet zichtbaar is, er stedenbouwkundig en landschappelijk vrijwel niets verandert en andere ondernemingen op hetzelfde bedrijventerrein wel tot aan de perceelsgrens mogen bouwen. Voorts verdraagt de weigering van de raad om in verruiming van het bebouwingsoppervlak te voorzien zich niet met de ook ter zitting uitgesproken bereidheid van de gemeente om wel aan de wensen van [appellanten] tegemoet te komen, wanneer zij een concreet plan, voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing, overleggen om vrijstelling van het goedgekeurde plan te verkrijgen.
2.5. De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het ziet op het desbetreffende gedeelte van het perceel, niet op een draagkrachtige motivering berust. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre deswege te worden vernietigd.
2.6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 22 mei 2007, kenmerk 07/27242, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" aan de Laagwaalderweg 39, zoals aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart;
III. veroordeelt het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland tot vergoeding van bij T.M. Stiehl en C. Stiehl-Van der Vis in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 95,20 (zegge: vijfennegentig euro en twintig cent); het dient door de provincie Noord-Holland aan T.M. Stiehl en C. Stiehl-Van der Vis onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de provincie Noord-Holland aan T.M. Stiehl en C. Stiehl-Van der Vis het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van B.C. Bošnjaković, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Bosnjakovic
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2008