200801246/1.
Datum uitspraak: 1 april 2008
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nrs. 08/2472 en 08/2470 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, van 11 februari 2008 in het geding tussen:
de staatssecretaris van Justitie.
Bij besluit van 18 januari 2008 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 11 februari 2008, verzonden op dezelfde datum, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 18 februari 2008, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2.1. De vreemdeling heeft in zijn verweerschrift betoogd dat de overgelegde machtiging van de staatssecretaris, om namens deze hoger beroep in te stellen, gebreken vertoont en dat het hoger beroep om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het hoger-beroepschrift is ingediend door een senior procesvertegenwoordiger. Deze is daartoe gemachtigd op grond van artikel 3, gelezen in samenhang met artikel 1, eerste lid, van de Algemene ondermandaatregeling van het hoofd Immigratie- en Naturalisatiedienst 2005 en de daarbij behorende bijlage (Staatscourant 18 juli 2005, nr. 136, p. 9). Het betoog faalt.
2.2. Voorts betoogt de vreemdeling dat geen sprake is van een grief in de zin van artikel 85, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), nu hetgeen in de toelichting is verwoord geen verband houdt met de aangevallen overweging. Ook dit betoog faalt.
De voorgedragen grief voldoet aan de vereisten die daaraan in voormelde bepaling worden gesteld. De staatssecretaris heeft in het hoger-beroepschrift te kennen gegeven tegen welke overweging van de voorzieningenrechter hij opkomt en heeft voorts uiteengezet waarom hij zich niet met de aangevallen overweging kan verenigen.
2.3. De staatssecretaris klaagt in zijn grief dat de voorzieningenrechter, door te overwegen dat met de verwijzing naar een viertal websites geen kenbare en toetsbare motivering aan het besluit van 18 januari 2008 ten grondslag is gelegd, nu twee van deze websites alleen in het Russisch zijn opgemaakt, heeft miskend dat in dat besluit uitvoerig is gemotiveerd dat de vreemdeling er niet in is geslaagd de aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden aannemelijk te maken, omdat hij vage en summiere verklaringen heeft afgelegd. Bovendien is de voorzieningenrechter er volgens de staatssecretaris ten onrechte vanuit gegaan dat in een vreemde taal gestelde stukken van een vertaling moeten worden voorzien. Zonodig had de voorzieningenrechter een verzoek om vertaling kunnen doen bij de staatssecretaris.
2.3.1. In het besluit van 18 januari 2008 en het daarbij ingelaste voornemen heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat, gezien de vage en summiere verklaringen die de vreemdeling heeft afgelegd, van diens relaas geen positieve overtuigingskracht uitgaat. Daarbij heeft de staatssecretaris in aanmerking genomen dat de vreemdeling niet weet of de krant Zamandash, die hij bezorgde, is verboden, maar denkt dat de autoriteiten de krant mogelijk wel eens verboden kunnen hebben, dat hij niet kan aangeven hoeveel mensen er werken, dat hij de naam van de hoofdredacteur niet kan noemen, dat hij niet weet of de drukkerij van de krant een staatsdrukkerij dan wel een particuliere drukkerij is en dat hij niet kan aangeven op welke wijze de krant wordt gedistribueerd.
2.3.2. De voorzieningenrechter heeft de in het besluit van 18 januari 2008 door de staatssecretaris opgenomen verwijzing naar de informatie die hij heeft ontleend aan de door hem genoemde websites terecht onvoldoende geacht, nu twee van deze websites alleen in het Russisch zijn opgemaakt en daarvan geen vertaling is bijgevoegd. In zoverre faalt de grief.
2.3.3. De voorzieningenrechter heeft evenwel niet onderkend dat de staatssecretaris met de hiervoor onder 2.3.1. weergegeven overweging zijn standpunt, dat het asielrelaas van de vreemdeling positieve overtuigingskracht ontbeert, reeds in voldoende mate en op kenbare wijze heeft gemotiveerd en dat de door hem genoemde websites voor dat standpunt slechts van bijkomende betekenis zijn. In zoverre slaagt de grief.
2.4. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, gelet op het vorenoverwogene, het inleidende beroep ongegrond verklaren.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, van 11 februari 2008 in zaak nr. 08/2470;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers Taselaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter
w.g. Wilbers-Taselaar
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2008
71-553.
Verzonden: 1 april 2008
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak