Uitspraak
200801519/2.
Datum uitspraak: 9 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,
en
het college van burgemeester en wethouders van Oudewater,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oudewater (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een veehouderij met daarnaast een natuurcamping en Bed & Breakfast. Dit besluit is op 23 januari 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 maart 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 maart 2008, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 april 2008, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. drs. H.A. Pasveer, advocaat te 's-Hertogenbosch, en het college, vertegenwoordigd door A.T. de Wildt, werkzaam bij de Milieudienst Noord-West Utrecht, zijn verschenen. Voorts is ter zitting vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De bij het bestreden besluit verleende revisievergunning heeft onder andere betrekking op een veehouderij. Ten behoeve van deze activiteit worden op het terrein van de inrichting een nieuw te bouwen stal en mestsilo geplaatst. Ter zitting heeft het college onweersproken gesteld dat voor deze verandering van de inrichting een bouwvergunning is vereist.
2.3. In artikel 20.8 van de Wet milieubeheer is, voor zover hier van belang, bepaald dat een besluit als hier aan de orde - waarin de vergunning betrekking heeft op het veranderen van een inrichting, welke verandering tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet - niet eerder in werking treedt dan nadat de betrokken bouwvergunning is verleend.
2.4. Vast staat dat de vereiste bouwvergunning nog niet is aangevraagd. Ter zitting heeft vergunninghoudster gesteld dat zij geen bouwvergunning zal aanvragen voordat de bij het bestreden besluit verleende revisievergunning onherroepelijk is, derhalve pas na de behandeling door de Afdeling van het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep. Nu het bestreden besluit ingevolge artikel 20.8 van de Wet milieubeheer eerst in werking treedt nadat de bouwvergunning is verleend, is de voorzitter van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid.
2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Van Leeuwen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2008
373-570.