Datum uitspraak: 16 april 2008
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 31 oktober 2007, in zaak nr.
200607771/1.
Bij uitspraak van 31 oktober 2007, in zaak nr.
200607771/1, heeft de Afdeling het beroep van [verzoeker] ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 december 2007, heeft [verzoeker]g de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 april 2008, waar [verzoeker] in persoon, het college van gedeputeerde staten van Gelderland, vertegenwoordigd door P.G.E.A.L. Evers en ir. R. Smeenge, ambtenaren bij de provincie, en de raad van de gemeente Arnhem, vertegenwoordigd door mr. drs. A.W. Bekamp, ambtenaar bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in verband met artikel 36, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. [verzoeker] betoogt dat uit de rapportage Luchtkwaliteit 2006 "Aan de slag voor schonere lucht" van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Arnhem blijkt dat de luchtkwaliteit beduidend slechter is dan het rapport van Goudappel Coffeng van 2 juli 2006, dat aan de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht ten grondslag is gelegd, doet voorkomen. [verzoeker] betoogt dat op grond van de resultaten voor de concentraties stikstofdioxide en zwevende deeltjes uit de rapportage ervan moet worden uitgegaan dat het onderzoek van Goudappel Coffeng niet correct is uitgevoerd. Volgens [verzoeker] zou de Afdeling tot een ander oordeel zijn gekomen indien zij van de rapportage was uitgegaan.
2.3. Het betoog faalt. Daargelaten of de rapportage Luchtkwaliteit 2006 een feit betreft dat tot een andere uitspraak zou hebben geleid, stelt de Afdeling vast dat de rapportage reeds op 11 september 2007, derhalve voor de uitspraak van de Afdeling waarvan herziening is verzocht, openbaar is geworden. Ter zitting heeft verzoeker te kennen gegeven dat hij van de rapportage enkele weken vóór de uitspraak van de Afdeling van 31 oktober 2007 heeft kennis genomen. Onder die omstandigheden had het op de weg van verzoeker gelegen om de rapportage onverwijld aan de Afdeling toe te sturen en op basis daarvan te verzoeken het onderzoek te heropenen. Vast staat dat verzoeker dat heeft nagelaten.
Aangezien het een feit of omstandigheid betreft welke verzoeker reeds vóór de uitspraak bekend was, betreft het geen feit of omstandigheid welke op grond van artikel 8:88 van de Awb tot herziening van de uitspraak van 31 oktober 2007 kan leiden.
2.4. Voor zover verzoeker nog heeft aangevoerd het niet eens te zijn met de uitspraak van 31 oktober 2007, overweegt de Afdeling dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening er niet toe dient om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen.
2.5. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. D.A.C. Slump en drs. W.J. Deetman, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.F. Egmond, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Egmond
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2008