Datum uitspraak: 16 april 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
de burgemeester van Rotterdam,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/4536 van de rechtbank Rotterdam van 4 juni 2007 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
de burgemeester van Rotterdam.
Bij besluit van 20 juli 2006 heeft de burgemeester van Rotterdam (hierna: de burgemeester) [wederpartij] op straffe van bestuursdwang gelast de inrichting "The Garden" aan de Dordtsestraatweg 434c te Rotterdam (hierna: de inrichting) met onmiddellijke ingang voor zes maanden te sluiten.
Bij besluit van 26 oktober 2006 heeft de burgemeester het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 juni 2007, verzonden op 5 juni 2007, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het besluit van 20 juli 2006 herroepen en bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 juli 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 15 augustus 2007.
Bij brief van 13 september 2007 heeft [wederpartij] een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 december 2007, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartij] in persoon, bijgestaan door mr. I.A. Kamans, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, zoals die bepaling ten tijde van belang luidde, is de burgemeester bevoegd tot toepassing van bestuursdwang, indien in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven een middel, als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig is.
2.2. De burgemeester betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat de hoeveelheid hennep die op 16 mei 2006 is aangetroffen in een voor publiek toegankelijke ruimte geen overtreding oplevert, ten aanzien waarvan de burgemeester bevoegd is tot toepassing van bestuursdwang krachtens artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, heeft miskend dat de ruimte, waarin een gedeelte van de aangetroffen middelen zich bevond, tot een voor publiek toegankelijk lokaal in de zin van die bepaling behoort.
2.2.1. De desbetreffende ruimte is het magazijn. Gewoonlijk is een magazijn bij een winkel niet voor het publiek toegankelijk. Onderzocht moet worden of dat in dit geval anders is.
De inrichting bestaat uit de winkelruimte en het magazijn. Het magazijn staat in verbinding met de winkel en maakt naar de aard van de er in opgeslagen goederen functioneel deel uit van de inrichting. De toegangsdeur naar het magazijn bevindt zich in de winkelruimte achter de verkoopbalie. [wederpartij] heeft gesteld dat het magazijn slechts toegankelijk is voor het personeel en de deur naar het magazijn steeds met een sleutel wordt afgesloten. Nu de burgemeester het tegendeel niet aannemelijk heeft gemaakt, heeft de rechtbank onder deze omstandigheden terecht aangenomen dat het magazijn niet toegankelijk is voor publiek en overwogen dat de burgemeester het ten onrechte heeft aangemerkt als een voor het publiek toegankelijk lokaal in de zin van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Den Broeder
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2008