ECLI:NL:RVS:2008:BC9594

Raad van State

Datum uitspraak
11 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800572/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan strandrecreatie door college van gedeputeerde staten van Noord-Holland

Op 11 april 2008 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die woonachtig is in de gemeente Castricum, tegen het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland. Dit college had op 27 november 2007 goedkeuring verleend aan het bestemmingsplan 'Herziening Duingebied/regeling strandrecreatie', dat door de gemeenteraad van Castricum was vastgesteld op 22 maart 2007. De verzoeker stelde dat het college ten onrechte goedkeuring had verleend aan het bestemmingsplan, omdat dit niet voorzag in een groter bouwvlak voor zijn strandpaviljoen. Hij voerde aan dat andere strandpaviljoens wel een groter bouwvlak hadden en dat hem dit in strijd met het gelijkheidsbeginsel niet was toegestaan.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 maart 2008, waar de verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. C.H.P. de Boer, en het college door mr. S.J.P.A.M. van Herpen. De gemeenteraad van Castricum was ook aanwezig, vertegenwoordigd door G. Foeken. De voorzitter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen. Hij stelde vast dat het bestemmingsplan aan het strandpaviljoen van de verzoeker een bouwvlak van 15 meter diep had toegekend, terwijl de verzoeker een bouwvlak van 20 meter diep wenste. De voorzitter concludeerde dat het scheppen van de gewenste bouwmogelijkheid niet met een uitspraak van de Afdeling kon worden bewerkstelligd en dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 11 april 2008.

Uitspraak

200800572/2.
Datum uitspraak: 11 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) beslist over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Castricum (hierna: de raad) bij besluit van 22 maart 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Herziening Duingebied/regeling strandrecreatie" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 januari 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2008, heeft hij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 maart 2008, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. C.H.P. de Boer, advocaat te Alkmaar, en het college, vertegenwoordigd door mr. S.J.P.A.M. van Herpen, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Castricum, vertegenwoordigd door G. Foeken, ambtenaar in dienst van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een planologische regeling voor strandrecreatie op het strand van Castricum.
2.3. [verzoeker] stelt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de gronden grenzend aan het bouwvlak ter plaatse van zijn [strandpaviljoen] en beoogt met zijn verzoek onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding hiervan te voorkomen. Hij voert hiertoe aan dat het plan ten onrechte niet voorziet in een groter bouwvlak van 20 meter diep. Volgens hem hebben de overige strandpaviljoens wel een bouwvlak met een dergelijke diepte en wordt hem in strijd met het gelijkheidsbeginsel niet toegestaan zijn strandpaviljoen uit te breiden.
2.4. Ter zitting is gebleken dat het strandseizoen 2008 reeds is aangevangen, zodat aan het verzoek van [verzoeker] een spoedeisend belang ten grondslag ligt.
2.5. De voorzitter stelt vast dat in het plan aan [strandpaviljoen] een bouwvlak met een diepte van 15 meter is toegekend en dat het plan derhalve niet voorziet in de door verzoeker gewenste bouwmogelijkheid. Schorsing van het bestreden besluit brengt daarin geen verandering, nu onder het vorige bestemmingsplan ook geen sprake was van een bouwvlak van 20 meter diep. Om aan de wens van [verzoeker] tegemoet te komen dient een voorziening te worden getroffen die inhoudt dat vooruitlopend op de bodemprocedure dient te worden gehandeld als ware ter plaatse van [strandpaviljoen] de gewenste bouwmogelijkheid gegeven. Een voorlopige voorziening die voorziet in het creëren van een bouwvlak van 20 meter diep is te verstrekkend, aangezien het scheppen van die mogelijkheid niet met een uitspraak van de Afdeling kan worden bewerkstelligd en de voorzitter geen verderstrekkende bevoegdheid toekomt.
2.6. Gezien het voorgaande ziet de voorzitter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Matulewicz
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2008
45-500.