ECLI:NL:RVS:2008:BC9603

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200705183/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • W. Sorgdrager
  • G.N. Roes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedogen van een inrichting zonder vergunning door het college van burgemeester en wethouders van Epe

In deze zaak gaat het om een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Epe, dat op 5 december 2006 aan de vergunninghoudster heeft verklaard het zonder de vereiste vergunning veranderen van een inrichting aan de [locatie] te [plaats] te gedogen. Dit besluit werd door [appellant] aangevochten, waarna het college op 12 juni 2007 het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaarde. Hierop heeft [appellant] op 23 juli 2007 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 8 april 2008 waren zowel [appellant] als vertegenwoordigers van het college en de vergunninghoudster aanwezig.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de gedoogtermijn van maximaal zes maanden inmiddels was verstreken. Hierdoor is niet gebleken dat [appellant] nog belang had bij de beoordeling van het beroep. De Afdeling heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 16 april 2008.

Uitspraak

200705183/1.
Datum uitspraak: 16 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Epe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Epe (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] verklaard het, zonder de daarvoor ingevolge de Wet milieubeheer vereiste vergunning, veranderen van een inrichting aan de [locatie] te [plaats] te gedogen.
Bij besluit van 12 juni 2007 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juli 2007, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2008, waar [appellant] in persoon, en het college, vertegenwoordigd door ing. H. de Vries, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door W.B.J. Sterken, daar als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Bij het besluit van 5 december 2006, dat bij het bestreden besluit is gehandhaafd, heeft het college verklaard te gedogen voor de duur van maximaal zes maanden. Deze gedoogtermijn is inmiddels verstreken. Niet is gebleken dat [appellant] niettemin nog belang heeft bij de beoordeling van het beroep.
2.2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Fransen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2008
407-570.