ECLI:NL:RVS:2008:BD0331

Raad van State

Datum uitspraak
23 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200705020/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om openbaarmaking van documenten betreffende Koninklijke onderscheiding

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 1 juni 2007 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep is ingesteld tegen de afwijzing door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van het verzoek van [appellant] om de onderliggende stukken met betrekking tot zijn verzoek om een Koninklijke onderscheiding openbaar te maken. De minister had op 4 november 2004 het verzoek afgewezen en dit besluit werd later door de rechtbank bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de minister op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) geen informatie hoefde te verstrekken over persoonlijke beleidsopvattingen die in de documenten waren opgenomen.

Tijdens de zitting op 30 januari 2008 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. [appellant] werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.J.P. Schram, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door mr. J.P. Heinrich. De Afdeling heeft kennisgenomen van vertrouwelijke stukken die door de minister waren overgelegd, en heeft geconcludeerd dat deze documenten voornamelijk persoonlijke beleidsopvattingen bevatten. De Afdeling bevestigde de conclusie van de rechtbank dat de minister op grond van de Wob geen informatie hoefde te verstrekken.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, zij het met verbetering van de gronden. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 23 april 2008.

Uitspraak

200705020/1.
Datum uitspraak: 23 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/454 van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2007 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 november 2004 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de minister) het verzoek van [appellant] om de onderliggende stukken met betrekking tot het verzoek om hem een Koninklijke onderscheiding te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 10 februari 2005 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 juni 2007, verzonden op 6 juni 2007, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 juli 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 15 augustus 2007.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft de toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [appellant]. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2008, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.J.P. Schram, advocaat te Haarlem, en de minister, vertegenwoordigd door mr. J.P. Heinrich, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) wordt in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
2.2. Het betoog van [appellant] dat de door hem gevraagde stukken geheel of gedeeltelijk openbaar gemaakt dienen te worden omdat deze niet alleen uit persoonlijke beleidsopvattingen bestaan, slaagt niet. De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van de door de minister vertrouwelijk overgelegde stukken. Deze documenten bevatten overwegend persoonlijke beleidsopvattingen, waarover de minister op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob geen informatie behoeft te verstrekken. Voorts zijn de feitelijke gegevens die in de stukken zijn opgenomen zozeer verweven met de persoonlijke beleidsopvattingen dat de minister openbaarmaking hiervan eveneens met een beroep op artikel 11, eerste lid, van de Wob achterwege heeft mogen laten.
De rechtbank is, zij het op andere gronden, eveneens tot de conclusie gekomen dat artikel 11, eerste lid, van de Wob aan de openbaarmaking van de stukken in de weg staat.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, zij het met verbetering van de gronden waarop deze rust, te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Klein
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2008
176-538.