Datum uitspraak: 29 april 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 05/1581 van de rechtbank Zutphen van 6 november 2007 in het geding tussen:
het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Veluwe.
Bij brief van 9 februari 2005 heeft het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Veluwe (hierna: het college) aan [appellant] medegedeeld dat het niet zal bijdragen aan de aanleg van een gracht en verbindingswatergang op landgoed Uylenborgh.
Bij brief van 28 juni 2005 heeft het college aan [appellant] medegedeeld dat het bezwaar niet in behandeling kan worden genomen.
Bij uitspraak van 6 november 2007, verzonden op 7 november 2007, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door [appellant] tegen de schriftelijke weigering een besluit op bezwaar te nemen ingestelde beroep gegrond verklaard, deze weigering vernietigd en het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 november 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 13 december 2007 en 7 maart 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 april 2005, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.E. Vrieze, werkzaam bij Waterschap Veluwe, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.2. De mededeling in de brief van 9 februari 2005 dat het college niet zal bijdragen aan de aanleg van een gracht en verbindingswatergang behelst, gelet op de voorgeschiedenis, een weigering een overeenkomst met [appellant] te sluiten met betrekking tot werkzaamheden op zijn landgoed. Deze mededeling heeft een privaatrechtelijk karakter en bevat niet een op enig publiekrechtelijk rechtsgevolg gericht besluit noch een weigering zodanig besluit te nemen. De vermelding in de brief van 9 februari 2005 dat bezwaar kan worden gemaakt is onjuist en kan dan ook niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de mededeling niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waartegen bezwaar kon worden gemaakt.
2.3. Voor zover [appellant] aanvoert dat hij bij de rechtbank ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om een inhoudelijk betoog te houden, wordt overwogen dat hij hierdoor niet in zijn belangen is geschaad omdat de rechtbank gezien het onder 2.2. overwogene aan een inhoudelijke beoordeling van het betoog niet kon toekomen. Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Larsson-van Reijsen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2008