ECLI:NL:RVS:2008:BD0744

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200705702/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.W. Mouton
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot intrekking nadere eisen voor recreatie-inrichting Het Lorkenbos B.V. te Otterlo

In deze zaak heeft de Raad van State op 29 april 2008 uitspraak gedaan over het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Het Lorkenbos B.V. tegen de afwijzing van het college van burgemeester en wethouders van Ede om nadere eisen in te trekken die waren gesteld op basis van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. Het college had op 28 februari 2007 het verzoek van Het Lorkenbos B.V. om intrekking van deze eisen afgewezen, waarna Het Lorkenbos B.V. bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 4 juli 2007 ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij de Raad van State.

De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer, waarbij Het Lorkenbos B.V. werd vertegenwoordigd door haar directeuren en een advocaat. Het college werd vertegenwoordigd door een ambtenaar van de gemeente. Tijdens de zitting op 20 februari 2008 werd de situatie rondom de nadere eisen besproken, die betrekking hadden op het geluidsniveau van de recreatie-inrichting in relatie tot de omwonenden. Het college had deze eisen ingesteld om de bewoners van nabijgelegen woningen te beschermen tegen geluidshinder.

De Raad van State overwoog dat de nadere eisen noodzakelijk waren om de omwonenden te beschermen en dat er geen wijziging in de akoestische situatie was aangetoond die een intrekking van de eisen rechtvaardigde. Het Lorkenbos B.V. voerde aan dat de eisen niet meer van toepassing zouden zijn door nieuwe regelgeving, maar de Raad van State oordeelde dat het bestreden besluit moest worden getoetst aan de regelgeving die gold ten tijde van het besluit. Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van het verzoek tot intrekking van de nadere eisen door het college in stand bleef.

Uitspraak

200705702/1.
Datum uitspraak: 29 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Het Lorkenbos B.V., gevestigd te Otterlo, gemeente Ede,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Ede,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ede (hierna: het college) het verzoek afgewezen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Het Lorkenbos B.V. om intrekking van nadere eisen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, gesteld voor haar recreatie-inrichting "Het Lorkenbos" te Otterlo.
Bij besluit van 4 juli 2007 heeft het college het door Het Lorkenbos B.V. hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Het Lorkenbos B.V. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2007, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 februari 2008, waar Het Lorkenbos B.V., vertegenwoordigd door [directeuren], L.F.A. Theuws, en bijgestaan door mr. F.P.J.M. Otten, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door G.H. Landeweerd, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn als belanghebbenden gehoord [partij A] en [partij B].
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 4 februari 2003 heeft het college bij nadere eis, in afwijking van de voorschriften 1.1.1. en 1.1.2. van de bijlage bij het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, vastgesteld dat het equivalente geluidniveau vanwege de recreatie-inrichting Het Lorkenbos B.V. op de gevels van de aangrenzende woonbebouwing niet hoger mag zijn dan 40 dB(A) tussen 7.00 en 19.00 uur, 35 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur en 30 dB(A) tussen 23.00 en 7.00 uur. Bij besluit op bezwaar van 13 juli 2004 heeft het college in aanvulling daarop bepaald dat het piekgeluid vanwege de inrichting op de gevels niet hoger mag zijn dan 60 dB(A) van 7.00 tot 20.00 uur, gemeten op een hoogte van 1,5 meter, 55 dB(A) van 20.00 tot 23.00 uur, gemeten op een hoogte van 5 meter, en 50 dB(A) van 23.00 tot 7.00 uur, gemeten op een hoogte van 5 meter. Met deze nadere eis wordt aan omwonenden, in het bijzonder de bewoners van de op een afstand van 16 meter van het tot de inrichting behorende zwembad gelegen woning van [partij A] bescherming geboden tegen geluidhinder tengevolge van het stemgeluid van bezoekers van dit zwembad.
Bij uitspraak van 27 april 2005 (zaak nr. 200407084/1; www.raadvanstate.nl) heeft de Afdeling het door [partij A] tegen dit besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2.2. Bij brief van 9 november 2006 heeft Het Lorkenbos B.V. verzocht om intrekking van de nadere eisen. Tegen de, in het bestreden besluit op bezwaar gehandhaafde, weigering van het college om dit verzoek in te willigen, voert Het Lorkenbos B.V. in beroep aan dat op grond van voorschrift 1.1.2., onder b, van de bijlage, bij het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, het stemgeluid van bezoekers op het open terrein van een sportinrichting of recreatie-inrichting buiten beschouwing dient te blijven. Daaromtrent zouden dus geen nadere eisen kunnen worden gesteld. Het Lorkenbos B.V. betoogt dat haar inmiddels is gebleken dat zij, zonder kostbare voorzieningen te treffen, niet aan de nadere eisen kan voldoen. Volgens haar zijn de nadere eisen gebaseerd op uitgangspunten die achteraf bezien onjuist zijn gebleken. In het bijzonder gaat het om een onderschatting van het geluidniveau van het stemgeluid van de gebruikers van het zwembad.
Volgens het college leidt het intrekken of wijzigen van de nadere eisen in de door Het Lorkenbos B.V. gewenste zin tot een afname van de bescherming van het milieu hetgeen niet toelaatbaar is. Ook wordt daarmee de rechtszekerheid van de bewoners van de in de directe nabijheid van de inrichting gelegen woning te zeer aangetast, aldus het college.
2.2.1. Ingevolge artikel 5, derde lid, van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, zoals dit luidde ten tijde van het nemen van het bestreden besluit, kunnen nadere eisen worden gewijzigd of ingetrokken indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet.
2.2.2. Het college heeft de nadere eisen nodig geacht omdat de omwonenden ten gevolge van de situering van het zwembad binnen de inrichting veel geluidhinder ondervinden, waartegen naar het oordeel van het college alleen door het stellen van nadere eisen een zekere mate van bescherming kon worden geboden. Het Lorkenbos B.V. heeft tegen het besluit tot het stellen van deze nadere eisen geen beroep ingesteld, en deze zijn onherroepelijk geworden. Niet is gebleken dat de situatie ter plaatse in akoestisch opzicht is gewijzigd. De omstandigheid dat Het Lorkenbos B.V. de gevolgen van de gestelde nadere eisen achteraf bezien onvoldoende heeft ingeschat, wat hiervan ook zij, betekent niet dat het college reeds hierom op zijn besluit tot het stellen van de nadere eisen behoorde terug te komen.
Gelet hierop en in aanmerking genomen het bepaalde in artikel 5, derde lid, van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer heeft het college bij afweging van alle betrokken belangen het verzoek van Het Lorkenbos B.V. in redelijkheid kunnen afwijzen en deze afwijzing in bezwaar kunnen handhaven.
2.3. Het Lorkenbos B.V. heeft ter zitting betoogd dat nu het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer in werking is getreden, en artikel 2.18, eerste lid, aanhef en onder b, van dit besluit uitdrukkelijk bepaalt dat bij maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 2.20 het menselijk stemgeluid buiten beschouwing blijft, de nadere eisen van rechtswege zijn vervallen.
2.3.1. De Afdeling overweegt dat het bestreden besluit dient te worden getoetst aan de ten tijde van het nemen van dat besluit geldende regelgeving. De vraag of de nadere eisen ten gevolge van de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit van rechtswege zijn vervallen, dan wel dienen te worden aangemerkt als maatwerkvoorschriften staat in het kader van deze procedure niet ter beoordeling.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2008
159-539.