ECLI:NL:RVS:2008:BD0751

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707404/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.W. Mouton
  • P.M.M. de Leeuw-van Zanten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Diemen inzake vergunning voor kampeermiddel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Diemen tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het college had op 6 maart 2006 aan [wederpartij] medegedeeld dat het niet bevoegd was om een vergunning, vrijstelling of ontheffing te verlenen voor het plaatsen van een kampeermiddel op een specifiek perceel in [woonplaats]. Na een ongegrond verklaard bezwaar door het college op 1 augustus 2006, heeft de rechtbank op 5 september 2007 het beroep van [wederpartij] tegen dit besluit ongegrond verklaard en bepaald dat de gemeente Diemen het griffierecht moest vergoeden. Het college heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, dat op 9 april 2008 ter zitting is behandeld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zich minder actief heeft opgesteld door het verzoek om ontheffing niet als raadsadres aan de gemeenteraad voor te leggen. De Afdeling oordeelt dat er geen wettelijke verplichting bestaat voor het college om het verzoek door te zenden naar de gemeenteraad. De enkele verklaring van het college dat er geen situatie is waarbij de gemeenteraad bewust heeft gekozen voor het niet vaststellen van een kampeerverordening, is onvoldoende om te concluderen dat het college zich passief heeft opgesteld.

Het hoger beroep van het college is gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank Amsterdam is vernietigd, voor zover deze bepaalde dat de gemeente Diemen het door [wederpartij] betaalde griffierecht diende te vergoeden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is uitgesproken in naam der Koningin op 29 april 2008.

Uitspraak

200707404/1.
Datum uitspraak: 29 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Diemen,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/4518 van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2007 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van Diemen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Diemen (hierna: het college) [wederpartij] medegedeeld dat het niet bevoegd is vergunning, vrijstelling of ontheffing te verlenen voor het plaatsen van een kampeermiddel op het perceel [locatie] te [woonplaats].
Bij besluit van 1 augustus 2006, voor zover thans van belang, heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 september 2007, verzonden op 10 september 2007, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard en bepaald dat de gemeente Diemen het door [wederpartij] betaalde griffierecht vergoedt. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 oktober 2007, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 april 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. R.E. van 't Hof en drs. E.J.M. Kersten, beiden werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij] in persoon zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college zich minder actief heeft opgesteld door het verzoek om ontheffing dan wel vrijstelling voor het plaatsen van een kampeermiddel niet als raadsadres aan de gemeenteraad voor te leggen. Het college bestrijdt voorts het oordeel van de rechtbank dat gelet hierop aanleiding bestaat om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:74, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
2.2. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat er in dit geval voor het college geen wettelijke verplichting bestaat om het verzoek door te zenden naar de gemeenteraad als verzoek tot vaststelling van een verordening. De Afdeling is anders dan de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheid dat van de zijde van het college is verklaard dat geen sprake is van een situatie waarbij de gemeenteraad bewust heeft gekozen voor het niet vaststellen van een kampeerverordening, onvoldoende grond biedt voor het oordeel dat het college zich minder actief heeft opgesteld door het verzoek niet als raadsadres door te zenden naar de gemeenteraad. Voor toepassing van artikel 8:74, tweede lid, van de Awb bestond onder deze omstandigheden geen aanleiding.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover hierbij is bepaald dat de gemeente Diemen het door [wederpartij] betaalde griffierecht aan hem dient te vergoeden.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2007 in zaak nr. 06/4518, voor zover hierbij is bepaald dat de gemeente Diemen het door [wederpartij] betaalde griffierecht aan hem diende te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2008
97-538.