ECLI:NL:RVS:2008:BD0755

Raad van State

Datum uitspraak
25 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801461/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake revisievergunning voor varkens- en rundveehouderij in Reusel-De Mierden

Op 15 januari 2008 verleende het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden een revisievergunning voor een varkens- en rundveehouderij aan [vergunninghouder]. Dit besluit werd op 22 januari 2008 ter inzage gelegd. [verzoeker] heeft op 28 februari 2008 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 17 april 2008 behandeld.

In de overwegingen van de voorzitter werd vastgesteld dat [verzoeker] geen zienswijzen had ingediend over de verkeersaantrekkende werking van de inrichting en de luchtkwaliteit. Hierdoor werd het beroep als niet-ontvankelijk verklaard. [verzoeker] vreesde voor ammoniakschade aan bloemen die hij op een nabijgelegen perceel wilde telen, maar de voorzitter oordeelde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat bij de beoordeling van het bestreden besluit geen rekening hoefde te worden gehouden met eventuele ammoniakschade.

De voorzitter besloot het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 25 april 2008.

Uitspraak

200801461/2.
Datum uitspraak: 25 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een varkens- en rundveehouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 22 januari 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 februari 2008, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 april 2008, waar [verzoeker], bijgestaan door E.M. Korevaar, en het college, vertegenwoordigd door, D.M.C. van Veen, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Tevens is [vergunninghouder], bijgestaan door J.A.J.M. van Houtum, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
[verzoeker] heeft geen zienswijzen naar voren gebracht met betrekking tot de verkeersaantrekkende werking van de inrichting en de luchtkwaliteit. Nu niet is gebleken dat hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hierover geen zienswijzen naar voren zijn gebracht, komt het beroep naar het oordeel van de voorzitter in zoverre in aanmerking om niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het verzoek om voorlopige voorziening dient om die reden op genoemde punten te worden afgewezen.
2.3. [verzoeker] vreest voor directe ammoniakschade aan bloemen die hij op een dicht bij de inrichting gelegen perceel wil gaan telen. In dit verband wijst hij erop dat het college de ammoniakemissie van het aangevraagde stalsysteem onjuist heeft beoordeeld.
Uit de stukken blijkt dat de grond de afgelopen vier jaar als weidegrond is gebruikt. Uit het feit dat [verzoeker] in het verleden zonnebloemen op het perceel heeft verbouwd en plannen stelt te hebben om in de toekomst op deze plaats opnieuw zonnebloemen te gaan verbouwen, vloeit niet voort dat zich in het onderhavige geval, ten tijde van het bestreden besluit een als redelijkerwijs te verwachten ontwikkeling heeft voorgedaan in de zin van artikel 8.8, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer. Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat bij de beoordeling van het bestreden besluit geen rekening behoefde te worden gehouden met eventuele directe ammoniakschade.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Klap
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2008
315.